Twaalf of dertien was ik en vroeg in het voorjaar kregen we, zoals altijd, nieuwe kleren. Ze werden voor ons, de kinderen, bij postorderbedrijf Bertels besteld. We mochten ze nooit zelf uitzoeken.
Dat was wel jammer, maar eigenlijk dacht ik daar niet zo bewust over na. Dat jaar kreeg ik nou eens niet hetzelfde als mijn twee jaar oudere zus, even groot als ik. Maar zoals mijn drie jaar jongere zus. Zij in het vuurrood, ik in fel blauw: een overgooier met brede schouderbanden en een klokrok en twee bijpassende bloesjes eronder, met aangeknipte mouwen.
Een met stippen van bobbeltjesnylon en een katoenen met strepen.
Als klap op de vuurpijl mocht ik open lakschoenen met een sleehak. Die ik wel zelf in de winkel uitzocht. Een beetje volwassen voelde ik me ermee. Opeens kind af en heel, heel mooi.
Jammer genoeg mocht ik deze kleren alleen op zondag aan. Alleen al daarom verlangde ik naar de zondag. Om mij een soort filmster te voelen. Te zwieren met mijn rok en vooral die droomschoenen aan te hebben, waar de wereld anders van werd.
Ik danste ermee over de stoepen alsof ik nauwelijks de grond raakte.
Ontroostbaar was ik het voorjaar er na. De overgooier en de wonderschoenen pasten niet meer. Ik moest er om huilen. Zeker toen ik er even later een ander meisje in zag rondlopen.
Het was meteen een hele gewone overgooier geworden in mijn ogen, ordinair bijna.

Mijn moeder had mijn te krap geworden kleren zonder dat ik het wist weggeven aan een vriendin met een groot gezin. Die woonde in een van de kleinere straten vlakbij ons. Wat haatte ik dat meisje van toen af. Al wist ik dat ze thuis weinig geld hadden omdat ze aan het einde van de maand altijd een pak koffie bij ons kwam halen. Wij noemden die straat spottend ‘Coronation street’. Mijn zusjes en ik deden hun dorpse dialect vaak na, alleen als mijn moeder niet in de buurt was, want dan kregen we een klap voor ons hoofd.

Dat droevige, klokrok- en sleehakloze voorjaar waren we verhuisd van de stad naar een dorp in de Bollenstreek. Ik zat net in de eerste klas van de middelbare school. Twaalf kilometer fietsen, heen en terug, elke dag naar het lyceum in de stad. Al snel had ik een dikke vriendin gevonden die daar ook woonde en samen fietsen was lang zo vervelend niet. Allebei droegen we wat bijna iedereen op school droeg: een houtje-touwtje jas met capuchon, een maillot en flatjes: hele platte uitslipschoentjes. Alles in het zwart. Achterop de bagagedrager lag onder de snelbinders een bobbelige pukkel met schoolboeken. Dat was een groene legertas, die altijd naar één kant tegen je spaken zakte, zodat je geregeld moest afstappen.

Die dagelijkse tocht was een inspiratiebron voor dromerijen. Daar hadden we er veel van. Een droom was om te infiltreren in een Engelse jongenskostschool. Als jongens vermomd zouden we daar zien binnen te komen. Een speciaal schrift hadden we voor dat doel aangeschaft. Met bruikbare Engelse woordjes. De bladzijden zorgvuldig gevouwen in het midden, ene kant Engels andere kant Nederlands. Het was wel topgeheim, natuurlijk. We genoten van te voren van alle verzonnen bijzonderheden, fietsend in de wind langs de bekende route van huizen, groen en bollenvelden.
De wereld, wij kneedden hem met gemak naar ons model.

Zij was, iets later, op ons vijftiende, veel meer door de wol geverfd dan ik. Een medische student met motor had zijn oog en zijn handen op haar laten vallen. Het was een broeierig mysterie waarvan ik de inhoud niet kende. Het intrigeerde wel. Een soort verboden wereld. Soms zuchtte ze op de fiets naar school: ‘ik maak me ongerust, want het blijft met Gerard niet bij een handje en een zoentje’.
‘Nee, natuurlijk niet,’ beaamde ik ernstig en onder de indruk.
Ondertussen peinsde ik erover wat er dan nog meer zou kunnen zijn. Maar ik vroeg niks. Het verwijderde ons licht van elkaar. We waren opeens twee werelden geworden. Wat bleef binden was, dat we nog steeds allebei naar de kunstacademie wilden. En allebei mochten we van onze ouders niet. De kostschoolplannen waren ergens al eerder op een onduidelijke tijd verdampt.

Ongemerkt waren wij er uitgegroeid. Net als uit onze flatjes. Onherstelbare verliezen.

Categorieën: Verhalen

pally

Genieten van leven en mensen en natuur om mij heen. Schrijven als belangrijke drijfveer om te ordenen, te relativeren en te communiceren.

16 reacties

Mien · 5 januari 2011 op 07:24

Mooie column. Op jouw vertrouwde leest geschreven. Miste alleen de sluipers van de medische student met motor.

Mien (met groene legerjas met bontje in de uitverkoop van C&A)

arta · 5 januari 2011 op 08:54

Mooi, heel mooi en puur geschreven, alsof je op het moment van schrijven nóg boos werd om de weggegeven schoenen.

SIMBA · 5 januari 2011 op 09:05

Wij hadden ook “zondagse kleren” vroeger, tegen de tijd dat we eruit gegroeid waren mochten we ze ook door de week aan 😕
Leuk Pally, die herinneringen zo opschrijven!

embee · 5 januari 2011 op 11:30

Als jij ze beschrijft krijgen de meeste herinneringen een stralend randje!

:kus: Embee

klapdoos · 5 januari 2011 op 11:54

Jouw verhalen gooien mij ook altijd direct terug in mijn eigen jeugd, heerlijk om te lezen,
groet van leny

Dees · 5 januari 2011 op 11:56

De tweede helft van het verhaal verdient wmb een verhaal op zichzelf en dan misschien nog net een laagje verder uitgediept. Verder erg mooi.

lisa-marie · 5 januari 2011 op 13:42

Ook ik had droomschoenen en dromen, allebei zijn ze na vele verhuizingen verdwenen, vandaar dat ik nu altijd mijn schoenen bewaar 😉
ik heb genoten met hoofdletters!

Avalanche · 5 januari 2011 op 14:14

Erg mooi Pally.

Je hebt de verhuizing als een wat onnatuurlijk aanvoelende brug tussen sleehak en flatje gebruikt. Ik vind dat beide verhalen ook los van elkaar verteld hadden mogen worden.

sylvia1 · 5 januari 2011 op 17:44

Mooi geschreven! Ben het eens dat twee columns een interessant alternatief was geweest, maar wat ik vooral jammer vind is de laatste zin. Die smaakt wat bitter, wat (te) zwaar aangezet.

LouisP · 5 januari 2011 op 18:35

Pally,
toen het arme gezin erbij kwam zat ik eigenlijk op een einde te wachten waar dat gezin een rol zou spelen. En daarom had ik het gevoel dat het eerste gedeelte niet helemaal af was. Dan kwamen die dromerijen voorbij. Dat infiltreren. Wat op zich ook weer bijzonder is.

“Ondertussen peinsde ik erover wat er dan nog meer zou kunnen zijn. Maar ik vroeg niks. Het verwijderde ons licht van elkaar.”

groet,
louis

Schorpioen · 5 januari 2011 op 21:21

Nee. Dit is gewoon niet goed. Het is een eindje schrijven uit herinneringen die weinig verband houden met elkaar. Het heeft geen kop en staart.

Al in de eerste alinea gaat het niet goed. Een zin als: “we mochten het niet zelf uitzoeken.., wat jammer was”, heeft geen waarde als de conclusie vervolgens, nog in dezelfde zin, is dat dat niet uit maakte.

Vanaf de verhuisalinea ga ik het stuk sneller lezen omdat ik verwacht dat het ergens weer terug zal grijpen naar dat arme gezin met bijvoorbeeld een lekker moralistische insteek. Maar het gaat verder met een compleet andere levensfase met andere emoties.

Deze is dus minder geslaagd, vind ik.

Ontwikkeling · 5 januari 2011 op 22:10

Ik vind ook dat het beter twee aparte verhalen hadden kunnen zijn. Omdat het tienerverhaal niets meer de maken heeft met die overgooier en die feestschoenen.

Het eerste verhaal vertelt imo iets over de puurheid van de woede van een kind. Het tweede verhaal heeft meer met de moeilijkheden van het tienerschap te maken.

Beide verhalen vind ik overigens wel heel beeldend geschreven. Ik zat een beetje op die legerpukkel 😉

Frans · 5 januari 2011 op 22:16

De wereld we kneden hem met gemak naar onze wensen, vind ik dus echt heel mooi. Zo was dat ooit

pally · 5 januari 2011 op 23:28

Dank allemaal voor de reacties, tot dusver. Ik kan me voorstellen wat verschillende mensen zeggen, dat ze het gevoel hebben dat de twee verhalen apart zouden moet zijn. En uitgebreider. En de vraag ook wat die schoenen ermee te maken hebben.
Wat ik heb ingestuurd is een gedeelte van een opdracht van mijn cursus ‘levensverhalen schrijven’. Als bindende factor en rode draad heb ik schoenen uit mijn leven gekozen. De werktitel is ‘Schoenjaren’.
Het stuk bestaat eigenlijk uit twee hoofdstukken die resp.’Sleehakken’ en ‘flatjes’ heten. En nog een derde ‘Spekzolen’genaamd.(die hier niet bij zit)
Nog meer wil ik er maken en tot een waarschijnlijk niet chronologisch geheel maken.
Het zit nog volop in de werk- en experimenteerfase. Het is fijn reacties te krijgen en daar iets mee te doen.
Misschien zal ik jullie lastig vallen met nog meer delen…
Wat ik er misschien nog even bij moet vermelden: Ik mocht maar een beperkt aantal woorden gebruiken
Voor dit stuk, omdat ze met andere verhalen van cursisten op een site gezet worden, en gebundeld als eind van de cursus. Ze kunnen voor mijn eigen werk nog worden uitgebreid.
Nogmaals bedankt voor de leerzame reacties.

groet van Pally

Harrie · 6 januari 2011 op 11:04

Wie de schoen past trekke hem aan. Zal hier maar geen sandalenverhalen gaan ophangen. Van sandalen niets dan leed.

Prlwytskovsky · 6 januari 2011 op 13:57

Kijk, en dat vind ik nou leuk om te lezen. Verhalen die terug blikken naar het verleden, door de bril van het heden.
Mooi gedaan Pally.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder