De jonge vrouw loopt met een rustig tempo de kalmte van het bos is. Alles rondom haar is rustig, stil, vochtig, en de lichte mist in de verte op de weides maken dat zij zich waant in een paradijs vol van de geneugten van de komende herfst. Zij neemt het bospad, wijkt dan wat af van het vochtige gras en ziet de nu nog vele groene bomen hun bladeren langzaam loslaten en in de grond worstelen om opnieuw voor het volgend jaar de bemesting vast klaar te maken.

Een kleine windvlaag om haar hoofd doet haar stilstaan. Zij kijkt verward om zich heen. Ziet niets en loopt door. Al zo vaak in het bos geweest met haar overleden man dat alleen zijn geen optie voor angst is, zij voelt haar man om zich heen. Een glimlach vult haar gezicht. Al haar warrige gedachtes laten zich hier helemaal los, ze gooit ze overal rondom haar. Zij wil alleen zijn , alleen met haar verdriet. Alleen met haar eigen ik, die ze dertig jaar met haar man heeft gedeeld, maar nu is ze alleen. Zelfs niet gezegend met kinderen, maar dat was een bewuste keuze van beide.
Terwijl zij op het ruiterpad haar weg voorzet hoort zij ineens achter zich wat krakende takjes, voeten die het hout vermorzelen, doch heel voorzichtig.
Zij kijkt verschrikt om, en ziet niets en hoort ook niets meer.” Ach zeker verbeelding” denkt ze en loopt door terwijl ze toch steeds omkijkt en ineens ziet ze iets.

Achter haar ziet zij ineens de sporen van grote schoenen, de ribbeltjeszolen in het zand, en de hak diep ingedrukt. Doch niemand die erin zat. Ze staat stil en fluistert “Wie is daar?’
Niemand die antwoord geeft, en aan de angst wil ze niet toegeven.

Zij loopt terug, richting de grote voetstappen en totaal niet bang, alsof ze het had verwacht.
“Waar ben je, en wie ben je”, roept ze nu ietwat luider. Geen antwoord.
Ze wil haar platte schoenen in de profielen van de ribbels zetten, maar het lukt niet. De ribbels trekken terug naar achter. Dan schrikt ze. Hier is iets niet oké. In gedachten vraagt zij zich af of het soms Gerard is, en tot haar schrik en verbazing hoort zij zijn stem uit de richting van de ribbelschoenen. Het is haar man, het zijn de schoenen van hem doch waarom komt hij achter haar aan? Heeft ze niet genoeg verdriet? Ja dat weet hij wel, maar hij mist haar zo en wil haar nog één maal zien voor hij voorgoed naar het licht moet, alwaar er op hem gewacht wordt door hen die al voor waren gegaan. Maar hij hield zo van haar dat hij nog één maal gedag kwam zeggen..Verdomme hij zat gewoon in haar hoofd.

De stem klinkt zo luid in haar hoofd, het is zijn stem, en haar verwarring is compleet.”Ik hou ook nog steeds van jou, en zal je nooit vergeten, maar waarom loop je achter mij aan, ik zie alleen jouw voetstappen, kan ik je niet helemaal zien?”

Zijn rechterschoen ging heen en weer zo van “nee”. Dat is hun enige levendige communicatie, Dus sprak ze “ja is op en neer en nee is heen en weer, is voor mij wat makkelijker, dan die stem van jou in mijn hoofd”. Zij veegt haar tranen af, en voelt ineens zijn twee vingers die zacht in haar kin knijpen. Dat deed hij altijd voor het slapen gaan. Nu wist ze zeker dat het haar man was. Snikkend zakt ze zacht tegen een boom aan en schreeuwt het haast uit :”Ik mis je verdomme zo, waarom moest jij nou eerder gaan?” Ineens is het stil, de voetstappen met het ribbelprofiel lopen richting de weg, zij staat op en volgt hem snel. “Loop niet zo snel, ik kan je haast niet inhalen wacht nou even”, smeekt ze hem haast.

Zij veegt ondertussen het natte gras en mos en wat takjes van haar vochtige jas en rent achter de voetstappen aan. Op de verharde weg aangekomen ziet ze niets meer, ze kijkt verward om zich heen en voelt de tranen nog over haar wangen. Dit was geen droom, dit was echt. Ze heeft die sporen van haar man gezien, ze heeft met hem gesproken via haar geest. Maar wat wilde hij haar nou echt vertellen?

Misschien dat elke stap voorwaarts voor haar een stap dichterbij hem kwam?
Huilend neemt ze de ze weg naar haar lege huis, nog eenmaal omkijkend in de hoop dat..Maar al wat ze ziet is het zand van het ruiterpad in de vorm van een ribbelprofiel. Hij was haar nog één keer komen bezoeken voor hij naar het licht ging. Zij begrijpt ineens de boodschap. “Jij moet doorgaat met jouw leven, en langzaam kom je mijn kant wel uit, heb geduld”.

Categorieën: Fictie

klapdoos

Gewoon een Amsterdamse vrouw die met een vrouw getrouwd is, ziek is, zodanig dat de neerwaartse spiraal steeds verder zakt. maar een kniesoor die daarop let. Ik lach graag, heb genoeg traantjes gelaten om mijn ziekte en nu is het tijd om via mijn nieuwe boek eens door te gaan met uit het leven te halen wat er te halen valt, zeker in een crisistijd is het de kunst om toch vrolijk te blijven. Mijn motto is dan ook: Een dag niet gelachen is zeker een dag niet geleefd.

5 reacties

FatTree · 18 oktober 2007 op 14:12

Wat een pracht van een column. Ik had werkelijk kippenvel!

Prlwytskovsky · 18 oktober 2007 op 18:16

Hier hou ik nou van, van deze verhalen.
Prachtig neergezet, Klapdoos.

Siebe · 18 oktober 2007 op 23:49

Ja, prachtig is inderdaad het woord. Prachtig verhaal. Ik vind vooral het beeld van de bewegende voetafdrukken bijzonder mooi, indrukken die nog van waarde zijn, nog lijken te bewegen. Een erg mooie vondst.

Ook een puntje van kritiek. Je alinea-indeling (of indeling van witregels) is op verschillende plaatsen niet helemaal gelukkig gekozen. Het verhaal boet daardoor aan kracht in. Eén voorbeeld: in de derde alinea zou eigenlijk een witregel voor [i]’Terwijl zij op het ruiterpad…'[/i] Aansluitend zou [i]’Achter haar ziet zij ineens…'[/i] naar mijn gevoel juist direct verbonden moeten worden aan het voorgaande in plaats van daar afgescheiden te zijn met een witregel. De huidige vorm/indeling lijkt/leest kortom niet altijd logisch en doet daarom op plekken wat springerig aan.

Maar wees gerust, de eerste indruk die ik noemde beklijft meer hoor.

gr
s

Troy · 19 oktober 2007 op 01:06

Een veel beheerstere manier van schrijven dan wat ik tot nu toe van je gezien heb. Dit bevalt me een stuk beter eerlijk gezegd.

Wel wat kleine opmerkingen. Ik zie het woordje ‘doch’ net iets te vaak voorbij komen.

Ook vind ik de opeenvolging van de volgende twee zinnen niet zo mooi aangezien je in herhaling valt: [quote]”Ach zeker verbeelding” denkt ze en loopt door terwijl ze toch steeds omkijkt en ineens ziet ze iets. Achter haar ziet zij ineens de sporen van grote schoenen…[/quote]

Het zou beter hebben gestaan als je een dubbele punt achter de voorlaatste zin had gezet, en niet plotseling die overgang naar een volgende alinea met de herhaling van diezelfde woorden had gemaakt. Denk dat dat ook is wat Raindog bedoelde.

Ook had ik alleen ‘Voetstappen’ (bijvoorbeeld) een mooiere titel gevonden, maar ik hou nu eenmaal van bondige titels.

Verder geen klachten. Ga zo door zou ik zeggen.

pally · 20 oktober 2007 op 00:20

Mooie rustige en wat mystieke sfeer, Klapdoos.
Soms krijg ik het gevoel dat je iets te veel uitlegt, wat soms zelfs( onbedoeld) komisch werkt, bijv:
[quote]Doch niemand de erin zat[/quote]

En de volgend zin zou je in mijn optiek ook beter kunnen weglaten, dat zou het sterker maken:
[quote]Ze heeft die sporen van haar man gezien, ze heeft met hem gesproken via haar geest[/quote]

Even goed blijft het een mooie column

Groet van Pally

Geef een reactie

Avatar plaatshouder