De in de lucht gestoken kont van Bart-Barend schemert door de tot op de draad versleten Batmanboxer waarvan hij met de beste wil van de wereld geen afstand kan doen. De pensioengerechtigde leeftijd-knieën, nooit echt juweeltjes geweest, zakken diep weg in het hoogpolige tapijt van de slaapkamer. Het hoofd, onzichtbaar diep in de sokkenlade gestoken, vult zich met blinde paniek.

Nog voordat zijn vrouw Thérèse de kamerdeur heeft kunnen openen, schreeuwt Bart-Barend: ‘Houd je erbuiten!’ Thérèse, die als geducht voorzitter van zowel de petanqueclub als de bridgevereniging nergens een boodschap aan heeft, negeert het gebrul en stapt kordaat op haar man af. ‘Bart-Barend, blaf niet zo naar me en vertel me op normale toon waarom je achterwerk uit onze kledingkast steekt.’ Met luid krakende botten manoeuvreert Bart-Barend zich een weg naar buiten en richt zijn nat behuilde gezicht naar zijn vrouw. ‘Ik ben het kwijt!’ jammert hij, ‘ik ben het echt kwijt!’ Hij kruipt naar het bed om zich daar als een trillend hoopje mens onder het dekbed te verstoppen. ‘Jee, BB, wat kan er nu zo alarmerend zoek zijn, dat je je gedraagt als een van je depressieve patiënten met een angststoornis?’ Vanaf de rand van het bed overziet Thérèse de chaos van spullen die Bart-Barend in zijn zoektocht vanuit de kast de kamer in heeft gesmeten. ‘Mijn ego, Thérèse!’ jankt Bart-Barend met gierende uithalen. ‘Juist, je ego,’ prevelt Thérèse, ‘dat is inderdaad een groot gemis.’ Ze zucht en legt een hand op de bibberende berg beddengoed. ‘In de kast zal het niet liggen, BB, ik bel wel even naar de golfbaan. Misschien heb je het daar gisteren laten liggen.’

In de woonkamer pakt Thérèse haar telefoon en gaat aan de eettafel zitten. ‘Even kijken,’ mompelt ze en scrolt met haar vinger langs de contacten. ‘Ja, hier.’ Ze tikt op de gekozen naam en wacht. Binnen enkele seconde hoort ze in haar linkeroor de stem van Thijs van der Voort. ‘Ja, Thijs, Thérèse hier.’ Om Thijs’ enthousiasme de baas te kunnen, houdt ze de telefoon een halve meter van haar oor. ‘Thijs,’ breekt ze hem af, ‘ik bel niet voor de gezelligheid. Om maar met de deur in huis te vallen: BB is niet goed geworden.’ Schuivend met haar half opgegeten croissant ondergaat ze de schrik van Thijs. ‘Nee, niet zijn hart. Ik denk dat hij ze niet meer allemaal op een rijtje heeft. Ik dacht: ik bel liever een collega van BB, dan de huisarts.’

Een half uurtje later zoeken Thijs en Thérèse het hele huis af naar Bart-Barend. Hoewel Thijs inmiddels kan bogen op een indrukwekkende ervaring met verwarde mensen is de compromitterende toestand waarin hij zijn voormalige opleider aantreft zelfs voor hem even slikken. ‘Ja, hij is fan van Batman,’ schokschoudert Thérèse bij het zien van de cartoononderbroek die dit keer uit de zolderkast priemt. ‘Dat kan,’ antwoordt Thijs diplomatiek en zet koers naar Bart-Barend. ‘BB, man, wat hoor ik allemaal?’

In de doorgaans doodsaaie wijk waarin Thérèse en Bart-Barend al dertig jaar wonen, valt de komst van een ambulance aanzienlijk op. De ontluisterende aftocht van een stevig op de brancard vastgesnoerde Bart-Barend ontgaat dan ook niemand. Zijn luidkeels geschreeuwde “Waar is goddomme mijn ego! Wie heeft het gejat?!” levert ook geen bijdrage aan enige vorm van discretie. Voordat Thérèse zich bij haar man in de ambulance voegt, knijpt Thijs haar zacht in haar schouder. ‘Hij is bij ons in goede handen.’

Categorieën: Fictie

2 reacties

van Gellekom · 21 juni 2020 op 10:12

“Waar is goddomme mijn ego! Wie heeft het gejat? Prachtig! Alleen dat al..

Nummer 22 · 21 juni 2020 op 15:51

Alias van Rutte, Grapperhaus?

Geef een reactie

Avatar plaatshouder