Ik lig op mijn zonnebloemgele handdoek en sla Elderkin gade die in conflict is met een pesterige bij. Het beest voert duikvluchten uit naar de boterham met bramenjam in zijn hand. Elderkin slaat de bij van zich af maar het insect is hardnekkig van aard, de jam geurt haar te lekker om het snel op te geven. Poging na poging doet de bij om met haar eetorgaan iets van de zwarte heerlijkheid op te zuigen. Elderkin maakt wat bewegingen die duidelijk duiden op ongemakkelijkheid, Hij wordt wat rood in het gezicht dat niet alleen door de felle zon komt. Kalmpjes neem ik dit alles sloom knipogend tegen de zon waar. Wat is het lang geleden dat we zo’n formidabele zomer hadden. Dat op het moment dat ik mijn handdoek neerlegde er in mijn hoofd alleen nog maar plaats was voor ijle gedachten die na verloop van een klein half uur ook verdwenen voor een heerlijk ‘niets’. De hemel nu is zo blauw als alleen de hemel in augustus kan zijn, met hier en daar een plukje witte wolken die gemoedelijk en langzaam voorbij drijft. De wind trekt ruisend over het gras dat ritmisch meebeweegt. Witte zeilen in de verte op het open water. Helder water dat klotst en kabbelt aan de oever. De bries speelt met het zand, trekt ribbels waar kleine kinderen voorzichtig overheen stappen. En de zon, ze koestert mijn lijf, verwarmt me tot in mijn verste binnenste, ze geeft me genoeg warmte mee om binnenkort de winter te kunnen trotseren.

Elderkin wordt boos, hij begint wat te vloeken en te tieren. De bij laat zich niet verjagen.
‘Weetje,’ zeg ik, ‘die bij weet dat zij een wapen heeft. Wat zij niet weet is dat als zij jou heeft gestoken, zij morgen dood is.’

Elderkin kijkt me aan alsof ik zojuist het wiel heb uitgevonden. Eindelijk komt hij tot rust. Hij laat de bij landen op zijn hand waar het insect gelukzalig van de jam die over zijn vingers druipt, begint te snoepen. Elderkin plaagt het beest met zijn vinger. Dan, toch nog onverwachts, slaakt hij een korte kreet van pijn. Hij heft zijn hand, laat de boterham in het zand vallen en toont de angel. ’Dat is je straf,’ zegt hij tegen de verdoemde bij die nu werkelijk afscheid neemt en verdwijnt in het blauwe hinein.

Van het internet: Als een bij een mens steekt, blijft de angel zo goed in de huid vastzitten, dat het diertje zich letterlijk moet losscheuren. Ze raakt daardoor zo gewond dat ze korte tijd later sterft.

Categorieën: Fictie

fontaine

Schrijfster/columniste/kwartiermaker De geest van een idioot draait de hele tijd in de rondte en komt daar zichzelf tegen (Doris Piserchia)

3 reacties

Saya_Surya · 18 september 2009 op 17:23

*auw*, arme Elderkin

ik dacht altijd dat dat bij wespen was ipv bijen.

Ik kon trouwens de zon bijna voelen door je column heen :zon:

Prlwytskovsky · 18 september 2009 op 17:47

Kijk, een bij weet niet dat een besmeerde boterham is voorbestemd voor de houder dezes. Een bij zoekt zoetigheid, meer niet. Zie hiervoor mijn reeds eerder geplaatste betoog ten aanzien van Honingbijen.
Probeer een bij niet van je af te meppen maar leef je eens in, in zijn levensopdracht. Je zou er versteld van staan.

En verder zet jij je punt goed neer. Je had er m.i. veel meer van kunnen maken, diep dat onderwerp eens uit. :duimop:

axelle · 18 september 2009 op 19:42

Lekker streepje nostalgie……..

Geef een reactie

Avatar plaatshouder