In Fatíma’s kantoor zit ik. Het is al na drieën en eigenlijk zou ik nu les geven maar zíj heeft het druk, Lejla zwerft elders op de ambassade rond en Jasna heeft andere taken. Ik heb al geleerd me daar niet druk om te maken. Ik zit hier meer als versiering en daar word ik ook nog dik voor betaald ook. Lesgeven aan die paar zielen hier aan de ambassade die daar naar talen is eigenlijk doen alsof, en opletten dat je vooral niet teveel kennis overdraagt. Als mensen de illusie hebben iets te leren zonder daar extra moeite voor te doen dan heb ik mijn werk goed gedaan.

Fatíma belt nu iemand op.
“Ben je net thuis schat?”
“In de ijskast staat soep, vooral voor moeder is dat belangrijk, er is nog sataraš over van gisteren, en er ligt burek, die is vers. Buiten op het balkon liggen bosuitjes, vraagt maar aan pappa of hij die wilt klein snijden en dan wat milerana erbij. Oh en onderin de ijskast ligt chocoladecake. Kun je dat onthouden?”

Deze vrouw heeft een drukke fulltime baan, twee volwassen zoons, haar invalide moeder woont bij hen in huis en thuis staat ze iedere ochtend vroeger op om te koken voordat ze naar haar werk gaat. Niemand hoeft te lijden onder haar afwezigheid, behalve zijzelf dan misschien.

Als ze het gesprek heeft beëindigd geef ik uitdrukking aan mijn verbazing en bewondering. Hoe goed is zij voor haar zoon, en hoeveel liefde klonk er door in haar stem. Fatíma begint een verklaring te ontvouwen, zich te verontschuldigen bijna, hoewel ik absoluut niet de bedoeling had haar aan te vallen, integendeel. Maar de mate van mijn verwondering heeft misschien bij haar toch een belletje doen rinkelen.

“Ik heb mijn kinderen vreselijk verwend,” vertelt ze, “en dat komt grotendeels door de oorlog. Ze waren enorm van mij afhankelijk, voor wat betreft eten, slapen, schuilen; ik moest ze in alles beschermen. En juist toen groeiden ze op. Ze gingen als kinderen de oorlog in en kwamen er als adolescenten uit. Ik vond dat zó erg dat ik die nare periode nu nog steeds aan het goed maken ben. En weet je hoe oud de zoon is met wie ik net sprak? Zesentwintig!”

Ik sla een hand voor mijn mond en begin te lachen. Fatíma lacht mee, niet helemaal van harte.

De les is inmiddels drie kwartier oud en Fatíma wil toch nog wel even wat doen. Ik geef haar het boek en laat haar hardop lezen. Waar nodig verbeter ik haar.
Nu mag dat wél.


8 reacties

arta · 24 april 2007 op 21:56

Leuk om eens een kijkje te nemen in jouw werk-leven.
Mooi geschreven, Anne!
Triest dat Fatima nog steeds de last van de oorlog draagt…

pally · 24 april 2007 op 22:06

Een anders dan anders column van jou , Anne. Minder vertaald naar een andere werkelijkheid of zo.
Ook weleens leuk, dit. Al vind ik het minder bijzonder. Goed ook wel om niet altijd op dezelfde manier te werken. Of heb jij het zo niet ervaren?

groet van Pally

WritersBlocq · 24 april 2007 op 23:30

Hoi Anne,
het lijkt net of je gehusseld hebt met alinea’s. De introductie van Fatíma in het begin, en haar nog aanwezige trauma van de oorlog (hoe kan het ook anders, denk ik) zou ik graag als inleiding gelezen hebben.
De ‘paar zielen die daar naar talen’ is een supervondst; in dit verhaal een ondergeschoven kindje, jammer.
Wie met wie praat in de 3e alinea is mij niet duidelijk. Het komt over als Fatíma die met haar zoon praat, maar waarom de enter en aanh.tekens openen? Wie quote je nog meer?
En als niemand (behalve zij) hoeft te lijden tijdens haar afwezigheid, waarom moet ze dan doorgeven waar welke restjes er nog stonden van gisteren en wat er nog meer klaargemaakt kan worden door pappa?

Ik vind het onwijs gaaf om een ‘Andere Anne’ te lezen, en ik kan het mij onwijs goed voorstellen hoe rot-moeilijk het is om ‘Anders Dan Anders’ te schrijven, en het tóch goed te doen 😉
Wat is goed? Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat jij veel beter kunt, en ik zou zo’n soort verhaal graag nog eens van je lezen, maar dan iets beter gestructureerd zodat ik toch de ‘Anne-beelden’ krijg, terwijl het een ‘Andere Anne’ is 🙂 Snappie?

Groetje, Pauline.

schoevers · 25 april 2007 op 07:09

Nee, niet echt bijzonder, maar toch heb ik hem met positief gevoel gelezen.

SIMBA · 25 april 2007 op 08:51

Leuk om te lezen!

pepe · 25 april 2007 op 21:13

Ik vind het juist wel heel bijzonder, misschien ook juist door de stijl van schrijven.
Ingetogen als buitenstaander heb je dit geschreven. Tussen de regels door lees ik zoveel meer. De liefde voor het werken met deze mensen.

Bijzonder mooi en knap

Mosje · 25 april 2007 op 22:38

Mooi stukje, en de titel is om te zoenen.

Trukie · 25 april 2007 op 23:01

Hier bij CX hangen we aandachtiger aan jouw lippen en we volgen jouw (penne)streken nauwlettend.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder