Al op jonge leeftijd doe ik flink mijn best. Met alle spelletjes die maar mogelijk zijn. Enthousiast, fanatiek en gedreven. Waar gewin is, is een wil. Waar een wil is, is een weg.

“Eén …!” Ik spring snel naar voren en land met mijn benen in spreidstand. Mijn linkerbeen staat naar voren en mijn rechter naar achteren. Ik wankel. Ik krijg mijn lijf erboven met geen mogelijkheid stil gezet. Het moet. Ik heb nog twee seconden. “Twee …!” Mijn armen helpen niet echt, ze zweven in de lucht. Mijn lichaam zwaait op en neer en ik val bijna voorover. Met de grootst mogelijke inspanning verbijt ik lijf en leden en sta doodstil. Net op tijd. “Drie … Koekkoek!”

Het meisje aan de overkant van de weg ontdooit. Ze staat met de rug naar ons toegekeerd en draait haar hoofd supersnel weg van de gekruiste armen die tegen de muur hangen. Drie seconden lang zat haar hoofd daarin verstopt. Het tellen leek een eeuwigheid te duren en is ineens voorbij. Op straat staan vijf bevroren kinderen in vreemde poses. Stiekem kijk ik of mijn buurman niet beweegt. “Ja, ja, Mien, kleine Mien, jij bewoog. Drie passen terug!” Alweer ik. Dat is niet eerlijk.

Het touwtje springen gaat me beter af. Ik mag het touw vasthouden. Kan er ook niets misgaan. Met al mijn kracht breng ik het touw langzaam in beweging. Het duurt even voordat ik hetzelfde ritme draai als het jongetje aan het andere eind van het touw. De meiden die in het touw springen kraaien van plezier en zingen in koor: “In spring, de bocht gaat in; Uit spuit, de bocht gaat uit!” En ik … ik denk alleen maar: ‘Wanneer mag ik nu eindelijk?’. Helaas te laat. “Jongens, komen jullie eten!” Ja, ho eens even. En de meiden dan?


Mien

Bewonder luidruchtig en verwonder in stilte

1 reactie

Geef een reactie

Avatar plaatshouder