De heldere maan plakt grillige vormen van kale bomen op de bevroren grond van de hof. Lájos gooit zijn hoofd in zijn nek en kijkt naar de hemel alsof God hem persoonlijk toespreekt vanuit die eindeloze fluweelzwarte diepte. Hoe lang nog, vraagt hij zich af en weet niet of hij zich triest moet voelen bij de gedachte dat zijn leven over niet al te lange tijd aan de kapstok zal hangen als een vergeten jas. De ijzige kou doet hem sneller naar de deur lopen. Een rode lap die door een paar spijkers in het kozijn op zijn plaats wordt gehouden, moet de winterkou buiten houden. ’s Zomers blijft hij hangen om de vliegen uit de bijkeuken te weren. De lap maakt een geplooide beweging naar rechts, als een theatergordijn op het moment dat de voorstelling begint. Ági staat in de deuropening. Haar rechterhand houdt het gordijn vast en met haar linkerhand steunt zij zwaar op haar derde been, een houten wandelstok van haar vader. Haar immense lichaam houdt zorgvuldig iedere lichtstraal binnenshuis. ‘Waar blijf je nou’ snaait ze, ‘aweer met die beesten aant knuffele, tsijn geen knuffelbere.’ Nog voordat hij kan antwoorden, laat zij de lap los en schommelt in driekwartsmaat richting houtformuis. Hij kijkt hoe de rode lap weer zijn vertrouwde houding heeft aangenomen. Alsof iemand hem een zetje heeft gegeven komt hij weer in beweging en hij wurmt zich snel naar binnen, verwisselt zijn made-in-China-Stalslippers voor de made-in-China-Huisslippers terwijl Matji dankbaar een aai over zijn dikke katerkop incasseert. Lájos loopt door het kleine bijkeukentje naar de keuken om zich daar aan het fornuis een beetje op te warmen.

‘Nog ongeveer 12 dagen en we kunnen slachten’ mompelt hij en wipt met een snelle vingerbeweging het gloeiend hete fornuisdeurtje open om een blok acaciahout in het fornuis te leggen. Inmiddels zit Ági weer in haar vertrouwde houding op het ‘jaren60′-eetkamerstoeltje. Een overgebleven exemplaar uit een reeds lang geleden verongelukt vierkoppig gezin, uitgevoerd in lichtbruin fineer en dat dagelijks vele uren onzichtbaar gemaakt wordt door Ági’s imposante achterwerk. Twee drukkers staan voortdurend in een spagaat en doen alle moeite om haar synthetische schort dicht te houden. Met haar rug op nauwelijks 10 centimeter afstand van de zijwand van het fornuis, probeert zij zich warm te houden. Een geur van verbrande stof stijgt achter haar op. Lájos geeft haar een duwtje. Het zou niet de eerste keer zijn dat de achterkant van haar schort brandgaten laat zien. Vele lagen kleren en een achteruitgaande gezondheid hebben haar ongevoeliger gemaakt. Ze heeft het koud en de weersvoorspellingen op de radio bezorgen haar nog meer rillingen. ‘Ja, slachten gaan we én naar bed’ antwoordt ze in staccatostijl. Ze heft haar hoofd en haar blik glijdt langs de grijze telefoon en transistorradio omhoog naar de ronde keukenklok. Twee goudkleurige priemen staan in een hoek van 240 graden, de derde schokt voorbij als een oud paard in een tredmolen. ‘Tis tijd om te gaan slape, vul de kachel in de slaapkamer nog even bij’ en ze rilt om haar opmerking kracht bij te zetten. Lájos bukt zich, pakt een paar houtblokken uit de kist onder het fornuis en stapelt deze op zijn onderarm op. Hij trekt de deur van het volgend vertrek open en loopt door de koude slaapkamer naar de daarachter liggende kamer.

De kleine tegelkachel heeft de slaapkamer een aangename warmte bezorgd. Het is er donker en warm en het hoge smalle bed staat midden in de kamer op hem te wachten. Ági heeft haar portie pillen inmiddels ingenomen, voor haar hart, haar suiker, haar bloeddruk en voor allerlei zaken die de dokter noodzakelijk vindt. Ze stapelt de medicijnendoosjes als legoblokjes op in een hoekje van het bejaarde keukenmeubel, naast het stapeltje rekeningen. Ze pakt haar rozenkrans uit de lade, geeft Jezus een kusje en schuifelt driebenig naar de slaapkamer. Lájos helpt haar met uitkleden, sorteert de kleren met zorg en legt ze over de stoel die naast het tafeltje aan het voeteneinde van het bed staat. Gedurende de jaren lijkt het alsof het bed steeds hoger is geworden. Vroeger viel zoiets niet op, toen kleedden zij zich snel uit en met een sprongetje ploften ze samen in het zachte bed. Maar sinds jaren kan zijn vrouwke niet meer zonder zijn hulp in bed komen. Als een reuzenbaby laat zij zich in bed stoppen. Op het moment dat hij het licht heeft uitgedaan hoort hij hoe de ruimte zich heeft gevuld met het irritante geprevel. Iedere avond maken haar lippen overuren, net zolang totdat zij in slaap valt. Bidden werkt beter dan een slaappil. Hij trekt de zware dekens tot over zijn lippen en staart in de duisternis. Hij probeert zich te concentreren op de snorrende geluiden van de kachel.

tekst & illustraties FrietjeGoulash

[img align=left]http://i40.tinypic.com/s1n9cp.jpg[/img]


8 reacties

Libelle · 28 februari 2012 op 17:32

Als je mooi en beeldend kunt schrijven, dan gaan de alledaagse dingen leven en stralen.

Marja · 28 februari 2012 op 18:04

Prachtig geschreven. Ik heb genoten.

Boukje · 28 februari 2012 op 21:21

Ja, deze is heel mooi geschreven!
Mooie woorden en toch niets overdreven, geweldig! 😀

Ferrara · 28 februari 2012 op 23:31

Zonder opsmuk. Mooi geheel, tekst en illustratie.

Meralixe · 29 februari 2012 op 05:52

Oei, nu moet ik hier nog mijn mening onder zetten!!!

Goed, zeer persoonlijk dan.

Nu en dan toch te zwaar versierd zodat het totaal wat eentonig leest.
Maar, ik geef met plezier een vriendelijke smileys mee hoor! :oeps:

champagne · 29 februari 2012 op 09:51

Beeldend geschreven, met plezier gelezen.

Mien · 29 februari 2012 op 10:28

Nos írva!

Mien

Dees · 2 maart 2012 op 09:25

De grote hoeveelheid aan bijvoeglijke naamwoorden, zeker bij de start van de column, zorgt er bij mij voor dat ik erop ga letten hoeveel ervan aanwezig zijn in een zin, of in een column. Als je 50% ervan zou schrappen, zou het ook voor mij een hele mooie column zijn (want dat is het namelijk ook), nu leiden al die bijvoeglijkheden me af.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder