Ons lot

Wij dromen ons een huis. Griekenland of Spanje. Statig maar toegankelijk. Oud en onderhouden. We dromen ons de kleuren, de tuin en meubels. Stijlvol maar niet stijf. Een huis aan zee. Een balkon met uitzicht. Uitzicht op opkomen en ondergaan van de zon. Zij past zich aan. Voor ons. Ze kent ons. Een knipoog. Wij dromen ons de stilte en voldoening. De wijsheid en berusting van het niets meer hoeven.

Arme jongen

Wij hadden vroeger in de klas van de lagere school ook zo’n jochie. Op iedere school zat er wel zo’n knaap. Zo’n jochie dat ongevraagd het schoolbord schoonmaakte en op het eerste gezicht zinloze complimentjes aan de juf of meester gaf. Hij stond altijd langs de kant als er weer eens ergens werd gevochten. Glimlachend vaak. Je zag hem wensen dat ze harder zouden slaan. Een toeschouwer en allemans vriend. Maar niet iedereen zijn vriend. Daarvoor was ie te kleurloos, bleef ie altijd buiten schot.

Poldertocht

Ergens tussen Aartswoud en Middenmeer loopt een weg van niets naar niets. Een weg die je doet begrijpen waarom er in de polder zo ongenadig veel gedronken wordt. We snappen het. Het beeld van de wanhopige boerenzoon die zich aan de dwarsbalk van de boerenschuur verhangt wordt reëler bij iedere pedaaltrap. Uitzichtloos. Geen mens te zien. Slechts hier en daar een kraai. Gekrijs. En gras, veel gras.

Poldernieuws

Exclusief en groot nieuws. Uit de inquisitieoverzichten van de Telegraaf blijkt dat het Haagse schorriemorrie zich op schandelijke wijze verrijkt heeft met zonnebril en rompertjes. Ontluisterend. En dat terwijl de crisis voortwoekert en menig hardwerkende burger zijn baan verliest. Zakkenvullers zijn het. Met geld van de belastingbetaler. De vetgedrukte koppen spetterden van het onder druk staande papier af. Groot nieuws. Rompertjes en een zonnebril.

Poldercrime

We kwamen thuis. We hadden Lekker gegeten. We zetten de fiets tegen de gevel en zagen de poezen vertrouwd op een rij in de gang. Tot zover niets aan de hand. Ware het niet dat de voordeur wagenwijd open stond. We keken elkaar aan met een blik van ongeloof. Het was tien uur. Wij waren om half zeven weg gegaan en de deur stond open. Niet op een kier maar echt uitnodigend open. Inbrekers dat kon niet anders.