Uit eenzaamheid

[i]Goede vriend, ik schrijf u deze brief op een tijdstip waarop het niet goed is om alleen te zijn. Zelfs de in de lucht hangende spiegelende sikkel vervolgde zijn weg zonder zich om mij te bekommeren. Uit mijn venster is hij nu verdwenen, de wind is gaan liggen en een hond dwaalt over straat. De klok tikt zachtjes hamerslagen en de enige die hier nog zit, gezeten aan het kabinet waar niet alleen inkt maar ook menig traan vloeide, ben ik zelf.[/i]

Ideaworks

Ik heb een idee. Het idee is – verwacht ik – zo ontzettend goed dat ik niet uitsluit me binnenkort op de payroll van Reinout Oerlemans te bevinden. Tegen een goed salaris, uiteraard. Want dit idee kan nog wel eens mijn vervroegd pensioen in lange onverzekerde dagen blijken te zijn.

Jongens

Peter, Jan, Klaas, Bram en een tweede Peter. Als jongens op het plein, net zoals vroeger. Het zijn van die jongens die je vroeger als muis in de massa nakeek. Jongens voor wie je een por kreeg van je eigen vrienden. “Hé kijk, daar zijn ze.” “Dat doen ze.” “Dat zeggen ze.”

‘Tot de dood ons scheidt’

Altijd al gedacht hoor, dat ik het helemaal opnieuw zou moeten leren, zo’n relatie. Toch, gaandeweg merk ik dat het me nog best redelijk af lijkt te gaan en ik ben niet de enige die dat vindt. Jong geleerd, oud gedaan? Niet helemaal. Opnieuw leren zei ik. Bovendien ben ik helemaal niet oud. Maar eerlijk is eerlijk, ik zie me dit op deze manier nog wel een poosje doen.