“Vindt u het trappenhuis ook niet schmutzig?” suggereert mijn nieuwbakken buurman, “er wordt hier slecht schoongemaakt.”
Afgelopen maandag ben ik verhuisd naar een appartement op de Müllerpier. Het grote voordeel van appartementen vind ik de anonimiteit. Hoe minder contact met de buren, des te beter.
“Nee, eigenlijk niet,” antwoord ik.
Schoonmakers zwartmaken, het is een eenvoudig gespreksonderwerp net als het weer.
“Ziet u dat daar?” M’n buurman wijst op witte voetstappen op de grond.
“Ja, er zijn mensen aan het verhuizen, dat heb je dan al snel,” antwoord ik.
“Ik zal me even voorstellen? Ik ben Johan van Boven, ik woon op nummer achtentwintig,” verander ik van onderwerp.
“Ik ben Franz Wolf, ik woon op nummer dreissig.” Het is mijn eerste kennismaking met buurman Franz Wolf, een man van tweeënzestig met een Prins Bernhard-accent.
“Ik heb seit jaren bij de gemeente gewerkt als archivaris en nu ben ik met prepensioen. Zeit zat.”
Een monoloog over het belang van een classificatiesysteem volgt. Terwijl ik het gapen onderdruk, kijk ik naar de hal van het appartement. Het doet denken aan een trendy hotel; mooie oranje muren en donkergrijs tapijt op de grond.
“Schikt morgen halb acht?”
“Dat is goed,” hoor ik mezelf zeggen.
“Dan ben ik morgen om halb acht bij u.”

Waarom kan ik nu nooit nee zeggen? Ach, laat ik me maar van m’n beste kant zien. Mijn eerdere ervaringen met buren zijn niet om over naar huis te schrijven. De afgelopen anderhalf jaar woonde ik in Delfshaven naast een drugsdealer, Stanley, een relaxte rastafari. Van alle markten was hij thuis, van paddo’s tot pillen. Daarvoor heb ik twee jaar op de Meent gewoond naast een alleenstaande buurvrouw van middelbare leeftijd, Bertha, die om de haverklap kopjes suiker kwam lenen in haar nachtjapon.
“Vat geen kou Bertha!” zei ik altijd.
Verder heb ik nog gewoond naast een groep studenten en boven een warme bakker. Afijn, het is tijd om me te settelen.

Het is zaterdagavond exact half acht, wanneer Franz aanbelt. Hij heeft zijn halflange, grijze haar netjes naar achteren gekamd en draagt een poepbruin corduroy colbert met daaronder een donkerblauwe katoenen broek. In de linkerhand houdt hij een appeltaart vast en in de rechter een bos bloemen. Terwijl ik de bloemen in het water zet, inspecteert Franz ongegeneerd het huis.

“Zoek je iets?” haast ik me naar de badkamer.
“Excuseert u mij, ik zoek das toilet.”
Het wordt een lange lange avond. Twee uur achter elkaar vertelt Franz over het archiveren van documenten. Bij het afscheid drukt hij een enquête in m’n handen. Er staan vijftig vragen in over de parkeergarage, de schoonmakers, de verlichting, de temperatuur in de gang en de lift. Het is om de woningstichting onder druk te zetten. Franz vindt de servicekosten te hoog.

De volgende ochtend gooi ik het formulier in brievenbus nummer dertig. De muur naast de brievenbus is behangen met diverse memo’s.
“Gelieve uw kinderwagen niet in de hal te plaatsen. Gegroet Franz Wolf.”
“Gelieve niet te rennen op de gang. Gegroet Franz Wolf.”
“Gelieve uw schoenen te vegen bij de entree. Gegroet Franz Wolf.”

Wat een kinderachtigheid allemaal. In de weken erna probeer ik Franz te vermijden. Dat lukt redelijk. Wel vind ik bij het leeghalen van de brievenbus regelmatig briefjes van hem in de brievenbus.
“Gelieve uw beddengoed niet over het balkon te hangen. Gegroet Franz”
“Gelieve u zich aan de maximum snelheid van 30 km per uur binnen de bebouwde te houden. Gegroet Franz”
“Gelieve de muziek na 22.00 uur te dempen. Gegroet Franz.”

Bij het volgende briefje – “Gelieve uw auto in uw parkeervak te plaatsen. Gegroet Franz” – ben ik het zat en bel aan.
“Als je wat te klagen hebt, mag je dat ook gewoon in m’n gezicht doen.”
“Dat heb ik diverse malen versucht. U bent nooit thuis.”
“Ik bepaal zelf wel waar ik m’n beddengoed hang en hoe hard ik de muziek zet.”
“Ordnung muss sein!”

“Teringmof!”
Woedend loop ik weg, een deur verder.
“Denkt aan de reglementen,” hoor ik achter me.
Keihard zet ik een cd van Metallica op. Dat zal hem leren.

Enkele dagen later ontvang ik een brief van de woningstichting.

Geachte heer De Ridder,

In 2007 hebben de bewoners een huisreglement opgesteld dat automatisch op elke nieuwe huurder van toepassing is. Het reglement dient ertoe de kwaliteit van de woonomgeving te waarborgen. U heeft dit reglement bij het huurcontract ontvangen. Voor de volledigheid is een kopie bijgevoegd.

Van uw buren hebben wij bericht ontvangen, waaruit blijkt dat u zich niet volledig aan het reglement houdt. Wij verzoeken u vriendelijk doch dringend zich te conformeren aan de leefregels van het appartement. Herhaaldelijke overtreding van deze regels kan leiden tot het ontbinden van de huurovereenkomst met een termijn van één maand.

Mocht u naar aanleiding van deze brief vragen hebben, neemt u dan gerust contact met ons op.

Met vriendelijke groet,
Woningstichting Van der Werff

J. Butter

Wat nu weer verhuizen? Daar heb ik ook geen zin in. Voorlopig houd ik me maar gedeisd. Dat vereist wel een ritueel. Voordat ik de deur uit ga, spiek ik eerst door het kijkgat of hij niet bij de lift staat. Vervolgens luister ik met m’n oor aan de deur of er geen voetstappen naderen. Ik pak alvast de juiste sleutel. Dan haal ik diep adem en open zachtjes de deur om deze zo snel mogelijk achter me op slot te doen.

Zo kan het niet langer. Ik moet denken aan de wijze woorden van mijn opa: “Je vangt meer vliegen met stroop dan met azijn.” Op zaterdagavond trek ik m’n stoute schoenen aan en ga langs bij Franz met een bos bloemen en een appeltaart.
“Beste Franz, ik wil m’n excuses aanbieden voor de overlast.”
De excuses worden aanvaard. Ik word binnengelaten en Franz vertelt honderduit over zijn werk bij de gemeente en de levenscyclus van archiefbescheiden. Terwijl ik het gapen onderdruk, gaan m’n ogen door de woonkamer. De muren zijn beplakt met bruine schootjes, daarvoor staan eiken kasten met Swarovsky kristal.
“Excuseert u mij, ik moet even meine handen wassen.”
Franz gaat naar het toilet. Nu is het mijn beurt voor inspectie. Ik loop naar zijn bureau. Daarop ligt een boek met de titel `Geschichte der Stasi 1945-1990´. Verrek, wat is dat? Er liggen lijsten met namen van m’n buren naast. In de eerste kolom staan de namen, daarachter staat hoe laat men weggaat en weer terugkomt. Mijn naam staat er ook tussen. In de vierde en vijfde kolom staan data en mijn overtredingen: 25 november 2008 – wasgoed over het balkon gehangen, 28 november 2008 – te hard gereden. Kleremof! Ik hoor de toiletdeur dichtgaan.
“Ga je nog op vakantie?” roep ik snel.
Franz kijkt me argwanend aan en zegt dan: “Volgende week begeef ik me naar Thailand. De natuur is daar werkelijk beeldschön. En ja, ik geef het toe, ik vind het ook herrlich om gemasseerd te worden.”
Franz knipoogt. M’n maag keert zich om.
“Met welke maatschappij vlieg je?” stel ik de gebruikelijke vakantievragen.
“Ik vlieg met KLM. Mijn vliegtuig reist zeer früh ab, zes uur in de ochtend. Het zou prettig zijn, wanneer iemand mij brengt. U weet, ik heb kein auto.”
Nu kijkt hij me indringend aan. Ik bied aan hem naar Schiphol te brengen. Zucht, waarom kan ik nu nooit nee zeggen.

Vol spijt van m’n aanbod zap ik ’s avonds van kanaal één naar twintig en weer terug. Het geluid van de tv staat zacht, het is na tienen. Bij Nova blijf ik hangen; er is aandacht voor Nederlanders in buitenlandse gevangenissen. Een groep landgenoten is opgepakt, omdat zij drugs bij zich droeg. Ja, wie gaat er nou met cocaïne naar Thailand? Eureka!

De volgende dag ga ik langs bij m’n oude buurman, Stanley, in Delfshaven.
“Hey Joe, fawaga?” vraagt Stanley.
“Rustig, bro.” Van Stanley heb ik straattaal geleerd.
“Swa, heb jij misschien ecstasy pillen voor mij?”
Die heeft hij.
“Vijftig stuks voor honderdvijfentwintig euro, een koopje.”

De week kruipt voorbij. Zondagochtend om drie uur bel ik eindelijk aan bij Franz. Hij staat al helemaal klaar met zijn poepbruine colbert en zijn haren netjes gekamd. Naast hem staan een koffer en een rugtas te wachten op vertrek.
“Ga jij maar zitten, Franz, ik zet je koffer wel in de achterbak,” zeg ik als we bij de auto komen.
Het is nog mooier dan ik dacht. De koffer is ouderwets, een lederen met een rits. In de achterbak doe ik de koffer snel een klein stukje open en stop vijftig pillen tussen zijn witte onderbroeken en een stapel condooms. Ik ga naast hem zitten en start de motor. Op naar Schiphol, op naar vakantie.
“Wat een gute buurman, bent u toch Johan. Ik ben blij dat we het weer beigelegt hebben.”
“Ach, je weet wat ze zeggen, Franz: beter een verre buurman, dan een goede vriend. Ah, ik bedoel natuurlijk precies andersom.”


18 reacties

Tamara · 7 februari 2009 op 17:14

Hahahaha, beetje lang, maar geweldig!!! 😀

Siebe · 7 februari 2009 op 17:16

Precies andersom, want ‘Ordnung muss sein’ immers.

Schitterend verhaal!

Gr
s

Prlwytskovsky · 7 februari 2009 op 18:08

[quote]“Ordnung muss sein!” en “Teringmof!”[/quote]

Hahaaaa ik ga in een deuk. Ik hoop dat jullie nog bij elkaar blijven wonen, dat levert leuke onderwerpen op. :duimop:

SIMBA · 7 februari 2009 op 19:01

Erg leuk! Dit vraagt om een vervolg 😀
[quote] De muren zijn beplakt met bruine schootjes[/quote]
Ik neem aan dat je “schrootjes” bedoeld, zo niet dan wil ik weten wat schootjes zijn.

fijnedagnog · 7 februari 2009 op 19:32

IJzersterk verhaal mit heerlijke humor.
😆

Dees · 7 februari 2009 op 19:36

Uebergeil diese geschichte. Heb sicher gelachen en lengte kein bezwaar.

LouisP · 7 februari 2009 op 21:40

hoi Linksbuite,
origineel en leuk verhaal. Hebben de bruine kleuren iets met zijn verleden te maken?
Het grappige einde had misschien met minder ’telling’nog grappiger geweest. Alleen z’n dealer gebeld of zo. Denk ik. Nogmaals heel graag gelezen.
groet,
L

Anne · 7 februari 2009 op 23:08

Erg leuk!

Ma3anne · 7 februari 2009 op 23:11

Wat een heerlijk verhaal tussen de Jan Peters door. Man, kun jij schrijven! 😆

DreamOn · 7 februari 2009 op 23:19

Ook ik heb genoten van dit fantastische verhaal. En zolang ik het boeiend vind, kan een verhaal me niet lang genoeg zijn. Ik hoop dat er nog wel een vervolg op komt:
Tenzij de buurman nooit meer terug komt en hooguit vanuit de gevangenis nog een kaartje stuurt naar zijn aardige buurman… 😀

Mosje · 8 februari 2009 op 12:29

Je bent een verhalenverteller. Prachtig.

Neuskleuter · 8 februari 2009 op 12:34

Het is erg lang voor deze site, maar ook ik vind ’t deze keer geen bezwaar! Mooi opgebouwd naar een geweldig slot.

Het enige waar ik even over struikelde was de introductie. In de gesproken zinnen moest ik echt op zoek naar wie wat zei. De eerste alinea gaf mij het gevoel dat dit werd verteld door Franz.

Verder helemaal goed!

doemaar88 · 8 februari 2009 op 12:35

Leuk stuk, goed geschreven. Lengte geen bezwaar. Uitsmijter is top! 😀

pally · 8 februari 2009 op 13:30

Heel leuk verteld! Normaal allergisch voor te lange stukken , had ik er hier geen last van. :wave:

groet van Pally

axelle · 8 februari 2009 op 20:45

Vandaag sind wir alle Nachbarn

Congratulations voor het lange intrigerende stuk 😉

KawaSutra · 9 februari 2009 op 00:56

Helemaal goed! En? Nog leegstand in het complex de laatste tijd? 😀

Nana · 9 februari 2009 op 10:27

Gaaf verhaal goed beschreven en zeer geinig einde.

Mien · 9 februari 2009 op 11:40

Jawohl, sehr gut.
Franzl kommt nie wieder.

Mien

p.s.
Darf ein Monat auf die ZuHauseSeite

Geef een reactie

Avatar plaatshouder