Schoenjaren (4 )

Teenslippers
Meestal ging ik in de grote vakantie twee maal een week bij verschillende tantes logeren. Of ik daar nu zin in had of niet. Vanaf mijn negende werd ik op de trein gezet. Mijn ouders vonden toen dat ik oud genoeg was om alleen te reizen. Mijn vader vroeg dan wel aan een mevrouw in de coupé om een oogje op mij houden en te zorgen dat ik bij het goede station uitstapte. Dat lukte altijd: mijn vader viel met zijn felblauwe ogen in de smaak bij vrouwen. Papa stopte meestal een opgevouwen biljet van vijf gulden in mijn jaszak: om nichtjes en neefjes op ijsjes te trakteren of een puntzak patat met piccalilly. Hij bleef zwaaien tot ik hem niet meer kon zien.

Opa

Ik zit op een bankje in een park zomaar een beetje voor me uit te staren. De zon strooit oplichtende spikkels over het water van de vijver die voor mij ligt. Een zwoel windje veroorzaakt zacht geruis in het gebladerte van mijn vriend, de knoestige eik.

De allerlaatste foto

Nooit heb ik geloofd in spoken, geesten of elfjes die je gebit leeg roven. Tot een week geleden. Ik werd zomaar wakker en keek naar de deur. Daar stond een man waar ik normaal gesproken als een doorgehakte boom voor zou vallen. Maar er was iets aan hem wat me ook angst inboezemde. Hij was onmenselijk bleek, alsof hij zojuist uit zijn graf was komen lopen richting mijn slaapkamer. De kans dat het een vampier was kon ik snel uitsluiten, omdat ik anders allang al was leeggezogen.

De laatste foto

Nooit heb ik geloofd in spoken, geesten of elfjes die je gebit leeg roven. Tot een week geleden. Ik werd zomaar wakker en keek naar de deur. Daar stond een man waar ik normaal gesproken als een doorgehakte boom voor zou vallen. Maar er was iets aan hem wat me ook angst inboezemde. Hij was onmenselijk bleek, alsof hij zojuist uit zijn graf was komen lopen richting mijn slaapkamer. De kans dat het een vampier was kon ik snel uitsluiten, omdat ik anders allang al was leeggezogen.

Schoenjaren (3)

Spekzolen

Op mijn achtste verhuisden wij naar een villadorp in de buurt van Utrecht. Mijn vader had daar een baan gekregen. Voor ons, als echte stadskinderen uit Rotterdam was het een hele overgang. Donkere dennenbossen om ons heen, die heerlijk roken. Eekhoorns springend van tak naar tak peuzelend aan dennenappels. Die gooiden ze naar beneden als ze kaalgevreten waren. Ze lagen overal op de grond.