Het is al laat in de middag als we aan een tafeltje zitten dat tegen de pui van een groezelig cafe is gezet. Er is nu genoeg tijd om na een lange, afmattende reis even van een lauw biertje te genieten voordat we op zoek gaan naar het enige guesthouse dat het gehucht rijk is. Uren hebben we doorgebracht op harde houten banken in een oude, rammelende bus die met doodsverachtende snelheid over hobbelige wegen heeft voortgejakkerd. Langzaam lost het teveel aan adrenaline in mijn bloed op en wordt mijn aandacht getrokken door een insect dat mij het genoegen doet om het tafeltje met Niek en mij te delen. Met verbazing blijft mijn blik rusten op het enorme, blauwglanzende insect dat na gedronken te hebben van een paar druppels gemorst bier zijn doorschijnende vleugels luid snorrend op en neer laat gaan om daarna sierlijk weer van het tafeltje op te stijgen. Met zacht gezoem verdwijnt het in de van hitte trillende lucht. Aan de overkant van de straat voor een tempel staat een groot beeld van Ganesh, de god met het olifantenhoofd, zoon van Siva en Parvati. Een paar koeien staan in de schaduw van het beeld met grote glanzende ogen in een hoop afval heilig te zijn. Bruine ratten schieten uit de hoop afval weg in een donker gat in het plaveisel als ze geplet dreigen te worden door het wiel van een voor de koeien uitwijkende riksha. De mensen op straat hebben er geen oog voor, druk als ze zijn met voor ons onbekende zaken. Alleen Ganesh ziet het maar laat het ons niet weten.

Na de nodige roepia`s op tafel gelegd te hebben en nog een laatste slok lauw bier te hebben genomen zeg ik tegen Niek: “Kom, laten we gaan!” Hij kijkt me over de rand van een te klein zonnebrilletje aan en knikt slechts. Met enige moeite en vooral tegenzin pakken we onze rugzak weer op. We slenteren in de richting van de rivier die we al snel kunnen ruiken maar nog niet kunnen zien. Langs de oever van de rivier worden we ondergedompeld in de levendige bedrijvigheid van vissers die hun kleine, veelkleurige bootjes klaar maken om uit te varen voor weer een nieuwe vangst. Al snel zien we aan de waterkant een groot houten gebouw staan waarop met grote, gekrulde letters “SIDDHARTHA GUESTHOUSE” staat geschilderd.

Twee donkere, priemende ogen in een verweerd gezicht dat gesierd wordt door een grote, weelderige, zwarte baard, nemen ons van top tot teen op. Na de lange, nieuwsgierige blik staat de man op uit zijn stoel en gebaart ons hem naar binnen te volgen. Hij zegt niet meer dan ”Jullie zijn laat. Alles is vol maar ik heb nog één kamer over!” In een schaars verlichte gang opent hij een deur en toont ons de kamer. Het is een kamer zonder ook maar een enkel raam en heeft daardoor meer weg van een cel. Niek werpt een blik naar binnen, schudt zijn hoofd en loopt door het gangetje naar de achterzijde van het gebouw. Niek heeft de deur geopend van een kamer die uitkomt op een veranda. Een ruime, overdekte veranda die boven het water van de sloom stromende rivier is gebouwd. De kamer is leeg. Druk gebarend maakt de man ons duidelijk dat de kamer is gereserveerd. Een briefje van honderd roepia’s doet hem niet verstommen maar het knisperende geluid van drie briefjes kan hij niet weerstaan. Baksheesh opent vele deuren en deze keer die van een kamer met een schitterend uitzicht op een rivier waar de ondergaande zon met zijn laatste stralen voor een fascinerend schouwspel van kleuren en schitteringen op het water zorgt. In de kamer staan twee bedden, een tafeltje en twee stoelen. Op het tafeltje staat een olielamp en een half opgebrande kaars. Een antiek wandmeubel met een grote, geslepen spiegel is het grootste en enige meubel met waarde. Boven elk bed bungelt een dik touw naar beneden. Het touw is stevig aan een haak geknoopt die bevestigt is aan een dakspant. Voordat de bebaarde man vertrekt vragen we of we nog iets te eten kunnen krijgen op de veranda. Over een half uur zal hij ons avondeten door zijn dochter laten brengen zegt de man. Bij de deur draait hij zich nog even om en wijst op de touwen en zegt veelbetekenend: “Ratten”.

Nadat we de olielamp hebben aangestoken en ieder zijn rugzak op één van de bedden heeft gegooid gaan we aan een tafeltje op de veranda zitten. De rivier is gevangen in de gouden glans van de ondergaande zon. Zwaluwen scheren over het water op jacht naar muggen terwijl de eerste kikkers hun keel schrapen om later voor een groots nachtconcert te gaan zorgen. Wegzinkend in deze welluidende stilte worden we opgeschrikt door een jonge vrouw die met een dienblad naar ons toeloopt. Met een glimlach zet ze ons langverwachte avondeten op het tafeltje en zegt: “Eet smakelijk, Tandoori Chicken”. Terwijl ze twee flessen Kingfisher bier opent vraag ik haar naar de twee touwen die nu roerloos boven onze bedden hangen. Ze kijkt me met haar donkere ogen aan en wacht even voordat ze zegt: “Laat uw rugzak niet op de grond staan maar hang hem op aan het touw. Ratten!”. En weg is ze.

Lichtelijk verontrust en niet wetend wat hier van te denken spoelen we ons eten met grote slokken bier naar binnen. Het lijkt wel alsof de wereld iets van zijn glans heeft verloren en de Tandoori Chicken is nu gewoon een bord rijst met stukjes kip geworden. In de kamer kijken Niek en ik elkaar aan en maken er een grap over. Toch gaat dit niet van harte en ik zie de spanning in de ogen van Niek. Nadat ieder een lakenzak op zijn bed heeft uitgespreid hangen we toch maar onze rugzakken aan de touwen en draperen onze kleren er zorgvuldig omheen. Alleen onze halfhoge bergschoenen staan nu nog moederziel alleen op de houten vloer. Nadat ik de olielamp heb uitgeblazen luister ik naar de nachtgeluiden die me vertellen dat ik hier nooit alleen zal zijn. Mijn laatste gedachten zijn over Ganesh, God van kennis en wijsheid, beschermheilige van reizigers. Als laatste zie ik Ganesh wegrijden op de rug van een muis of is het een …rat?

Het geluid van iets dat steeds opnieuw neerploft wekt me uit een diepe slaap. Een nieuwe zon werpt zijn stralen in een gouden bundel van licht dwars door de kamer. Niek snurkt zachtjes en als ik naar hem kijk zie ik iets zwarts, iets harigs op en neer dansen op zijn half ontblote borst. Ik sluit mijn ogen in een poging om dat wat ik zag te laten verdwijnen maar het beeld heeft zich al vast gebrand op mijn netvlies. Behoedzaam open ik mijn ogen weer en zie tot mijn afschuw een enorme rat een sprong maken naar de rugzak die aan het touw boven Niek hangt. Als een volleerde acrobaat komt de rat weer neer op de borst van Niek en ik zie hem nu met zijn glinsterende kraaloogjes begerig naar boven kijken. Als Niek even zijn hoofd beweegt trekt dit de aandacht van de rat. Heel voorzichtig snuffelt de rat aan Niek`s adem die met zachte snurkgeluiden aan zijn neus en mond ontsnapt. De rat gaat weer op de borst van Niek zitten en richt al zijn aandacht weer op de bijna onbereikbare rugzak. Intussen is mijn hand heel langzaam uit mijn lakenzak naar beneden gegleden tot ik het soepele leer van één van mijn bergschoenen voel. Ik klem mijn hand stevig om het leer van de schoen en loer intussen naar de rat die even rust neemt. Als de rat aan een nieuwe sprong begint vliegt de schoen in één vloeiende beweging uit mijn hand. De schoen vliegt rondtollend door de kamer en komt in een donderend geraas van scherven aan het einde van zijn vlucht in de eindigheid van de geslepen spiegel van het antieke wandmeubel. Niek zit als versteend met grote ogen rechtop in zijn bed en spert zijn mond open waar geen geluid uit komt. De rat is in het niets verdwenen. Na een poosje brengt Niek niet meer uit dan: “Holy Jesus !, wat gebeurt er?” “Een rat die boven op je borst stond te dansen” zeg ik en vertel hem wat er voorgevallen is. Ongeloof is mijn deel. Na de eerste schrik zie ik Niek peinzend omhoog kijken naar zijn rugzak waarna hij me vraagt wat er met de rat is gebeurd. “Geen idee, misschien zit hij wel in je rugzak” antwoord ik. Uiterst voorzichtig haalt Niek zijn rugzak van het touw en keert hem boven zijn bed om maar er is geen rat die wegvlucht. Niek kijkt me onderzoekend aan en zegt met een flauwe glimlach: “Hé maat, ik denk dat je gedroomd hebt! Of dit is de grootste grap die ze ooit met me uitgehaald hebben”.

Tot op de dag van vandaag wil Niek niet geloven dat wat ik zag er ook werkelijk was. Toch moet ik toegeven dat er soms van die momenten zijn dat zelfs ik er aan ga twijfelen.

Categorieën: Reisverhalen

9 reacties

schoevers · 5 oktober 2007 op 12:01

Een reisverhaal dat ik van begin tot eind ademloos heb gelezen.
Prachtig omschreven en spanning tot het eind.
Je zult wel een dubbel gevoel hebben: Niek is door de ratten besnuffeld.
MontanaGin, ik hoop dat je nog veel reist en schrijft.

Groeten,

Hans.

SIMBA · 5 oktober 2007 op 14:02

Heerlijk geschreven! Zo lust ik er elke week wel een 😀

Mosje · 5 oktober 2007 op 14:23

Prachtig geschreven verhaal!
Het einde heeft wel iets geforceerds en clichématigs, zoiets in de trant van ‘en ze leefden nog lang etc.’

pally · 5 oktober 2007 op 15:13

Mooi en spannend geschreven verhaal met een prachtig begin. Misschien wat aan de lange kant voor een column, maar och,
als het goed is…
Toch ook een puntje van kritiek.
Naar mijn smaak noem je de naam ‘Niek’ vaker dan nodig zou zijn en bij mij irriteert dat lichtjes. Ik denk dat als er twee zinnen achter elkaar over Niek gaan, je dan af en toe beter ‘hij’ of zo kan gebruiken. In de laatste grote alinea gebruik je zelfs 10x ‘Niek’.

Misschien ben je erg verliefd en dan vind je het heerlijk zo’n naam steeds te noemen 😀

groet van Ni,eh, Pally

Dees · 5 oktober 2007 op 18:24

Geweldig! Laat maar komen die reisverhalen van je, ze geven me de reiskriebels, zelfs als het smerige rondspringende ratten zijn die jouw verhalen bevolken.

lagarto · 5 oktober 2007 op 18:37

Huh….???

arta · 5 oktober 2007 op 19:35

Mooie zinnen die aaneengebreid zijn tot een reisverhaal om van te smullen!
(Ben het wel eens met Pally!)
🙂

KawaSutra · 6 oktober 2007 op 02:08

Gedetailleerd en boeiend beschreven reisverhaal zoals ik ze graag lees. Ik hoop dat je veel gereisd hebt.

pepe · 6 oktober 2007 op 20:38

Erg leuk reisverhaal. Kostte me wel moeite deze lange lap te lezen op het scherm, dus maar even vergroot. Ik ben oud aan het worden geloof ik.;-)

Geef een reactie

Avatar plaatshouder