Auw!
Hij kon een vloek nog net onderdrukken. Voorzichtig bukte hij iets, om te zien wat zich zojuist door zijn jasje en schouder had geboord. Grr, het was die lantaarn waar hij nog wel zo zorgvuldig van vandaan was gebleven.
Met een van pijn vertrokken gezicht probeerde hij zijn zere schouder te masseren. Het hielp niet echt. Snel stopte hij zijn handen weer in de zakken. Brr, wat was het koud. Al urenlang stond hij daar. In dat steegje, achter een muurtje, met die oude lantaarn zo scheef vastgespijkerd. Of hing die pas scheef sinds de aanvaring met zijn schouder?
Hij wist het niet. Het was niet belangrijk ook. Zojuist had hij de laatste druppel koffie uit zijn thermoskan achterover geslagen. Al drie keer had hij zijn broek laten zakken om wijdbeens zijn blaas wat te verlichten. Het had hol geklonken tussen de muren. Een man die passeerde met zijn hond, had grote moeite gehad het kalf, want een hond kon je het niet noemen, zo groot, onder controle te krijgen en had hem wat raar aangekeken. De hond had wanhopig geprobeerd om de paar meter een plasje te doen, maar was net als hij ook helemaal leeg. Hij had stilletjes in zich zelf gegrinnikt. Hij wist wel waarom. Dit was natuurlijk zijn territorium.

Het was stil. Zeker gezien de locatie waar hij was, klonk dat vreemd. Alleen het getik wat veroorzaakt werd door wat druppels die uit een regenpijp vielen en het slaan van de Sint Jan was het enige wat hij hoorde. Geen auto, geen fietser, niks. De klok sloeg een keer. Hij zat hier dus al tweeënhalf uur.
Wat deed hij hier eigenlijk? Waarom pijnigde hij zichzelf door hier in een steegje, middenin het centrum van den Bosch, al urenlang te wachten. Te wachten. Ja, op wat eigenlijk?
Waarom had hij zich gek laten maken, vanmiddag? Nu stond hij hier. Voor lul.
Hij was servicemonteur bij een bedrijf in printers en was vanmiddag bij een klant geweest om een softwareprobleem op te lossen. Terwijl hij op zijn kop in die printer lag, had ze ineens achter hem gestaan. Het schamele licht wat er was geweest, aan het einde van die lange gang was ineens verdwenen en hij had een krachtterm er uit gesmeten. “Nou, nou,.. mijnheer is nogal grof in de mond,” had een zwoele damesstem hem beschuldigend toegesproken terwijl hij zijn hoofd uit de printer had gehaald. Hij had haar aan gestaard, iets van sorry gemompeld, onderwijl zijn hoofd stotend tegen de toner, die de zwarte inktkorrels los had gelaten op zijn gezicht, onder het al warrige blonde haar. Net op tijd had hij de volgende verwensing kunnen inslikken. Ze zag het en toverde een glimlach op haar gezicht die hem had doen smelten. “Nou zwarte mopperpiet, wil je soms koffie, voordat je straks die printer in elkaar schopt?”
Hij had geknikt en iets gemompeld als twee suiker. Ze had zich soepel omgedraaid, de lange gang weer in. Aan het eind had ze omgekeken en was hij zich bewust geworden van zijn situatie. Hij, een blauwe overal, blond warrig haar en zwarte inkt op zijn gezicht, met de handen op de knieën, starend naar een vrouw. En wat voor vrouw. Haar lange benen kwamen prachtig onder het rode mantelpakje uit. Haar voeten leken wel juweeltjes in de zwarte schoenen met een hakje, wat wel zo dun was, dat je dacht dat het ieder moment kon breken. Het lange haar was slordig opgestoken en er stak een klem doorheen, achteloos. Haar heupen wiegden zachtjes bij elke stap die ze nam. En die ogen. Die ogen!

Even later was ze teruggekomen. Ze had een dienblad bij met een kop koffie en een koekje. Naast het kopje lagen twee klontjes suiker. Hij had zich hervonden en had stoer gevraagd of ze niet mee wilde drinken, maar ze had gezegd dat ze liever thee dronk. Ze liep weg en hij had alle moed verzameld om haar terug te roepen. “H- h- h- hé!” riep hij zachtjes.
Ze was gestopt en had zich omgedraaid. “Zeg maar Cathy,” zei ze toen vriendelijk.
“Wil je een keer met me afspreken?” had hij gedurfd. Ondertussen wilde hij zichzelf wel naar de maan verwensen. Natuurlijk zou ze dat niet doen. Ze zou hem smalend aankijken, hem doen bevriezen met een ijskoud antwoord. Zich kwaad omdraaien. Zichzelf afvragend hoe lomp zo’n monteur eigenlijk wel niet kon zijn. Maar niets was minder waar.
“Ja hoor,” had ze tot zijn stomme verbazing geantwoord, om meteen te vervolgen, “Vanavond?”
Hij had geen woord meer uit weten te brengen en had het briefje wat ze snel schreef aangepakt, zijn charmes weer teruggevonden en haar nog snel een knipoog gegeven, voordat ze zich definitief omdraaide.
Toen had hij het briefje gelezen. In sierlijke nonchalante letters:
Vannacht tussen 12 en 3. De Putgang, den Bosch. Je ziet me vanzelf. X Cathy.

En daar zat hij dan nu. Al bijna drie uur lang, zonder resultaat. Al tien keer was de gedachte in hem opgekomen om maar naar huis te gaan, maar even zoveel keer had hij het briefje nog eens uit zijn broekzak opgediept. En ja, daar stond toch echt ‘tussen 12 en 3… je ziet me vanzelf’. Nog maar even wachten dus.

Wordt vervolgd


7 reacties

SIMBA · 7 maart 2010 op 11:11

Tussen 12 en 3 😆 lekkere ruime afspraak.

Ontwikkeling · 7 maart 2010 op 12:05

Dit verhaal boeit me! Ben erg benieuwd hoe dit afloopt?

Avalanche · 7 maart 2010 op 14:01

Spannend! Ik zie uit naar het vervolg.

LouisP · 7 maart 2010 op 22:04

Kuin,
de inleiding vraagt om gelezen te worden…
Misschien sommige zaken iets te veel uitgelegd?
Zoals van die hond, zo groot als een kalf en van dat territorium afbakenen….

Het laatste gedeelt nodigt weer uit tot het lezen van volgend deel..

gr.
Louis

arta · 8 maart 2010 op 10:16

Ooooh, dus jij stond daar!
Een verhaal in mijn stad vind ik natuurlijk al geweldig, dat het dan ook nog lekker geschreven is, is dan mooi meegenomen!
Op naar deel twee!

Emiliever · 8 maart 2010 op 19:45

Prachtig. Boeiend tot de laatste letter. Nu de rest.

lisa-marie · 8 maart 2010 op 23:36

Laat ons niet te lang wachten want natuurlijk wil ik weten hoe het verder gaat.
ben van de vervolgverhalen.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder