Onbeschaamd, maar gespeeld aangedaan accepteerde hij haar gift. Het enige wat hij nu nog wilde was zo snel mogelijk de winkel verlaten. Als hij deze rol van gevoelige romanticus nog iets langer zou moeten spelen zou hij misselijk worden van zichzelf. Misschien was het zelfverachting, of misschien was het het feit dat zijn opzettelijke onverschilligheid zich geen enkele kreuk liet welgevallen, maar hij moest en zou weer terugkeren naar zijn oude zelf. Na meerdere keren te hebben bedankt en de belofte te hebben gemaakt nog eens terug te keren naar de winkel, moffelde hij de ring in zijn binnenzak, trok de deur achter zich dicht en baande zich een weg door de regen.

In gedachten zag hij zijn meisje al voor zich. Als ze nu nog niet mee zou werken aan wat hij samen zo graag wilde verwezenlijken zouden er helaas nog hardere maatregelen getroffen moeten worden. Hij wilde het niet. Nee, hij wilde haar geen pijn doen. Maar nood breekt wet, en in de liefde bestonden er nu eenmaal geen grenzen. De liefde kende zijn eigen wetten, regels die volledig op zichzelf stonden en waar niemand van buitenaf ook maar enige bemoeienis mee had.

Eenmaal thuis aangekomen was het stil. De sporen van de maandenlange verbouwing waren nauwelijks meer zichtbaar. Het enige wat hem nog te doen stond was het wegzagen van de dode eik in de tuin. Zijn meisje had hem er al meerdere malen op gewezen hoe ze zich stoorde aan het naargeestige uitzicht ervan. Zelfs nu het huis eindelijk helemaal in orde was, exact zoals zij het voor ogen had, viel er nog iets op te merken. Maar die eik, die zou hij laten staan, besloot hij terstond.
En hij had toch wel op zijn minst verwacht dat zijn prinses, degene voor wij hij zich dag en nacht uit de naad had gewerkt, hem wat dankbaarder zou hebben behandeld.

‘Zelfs een lijmklem kan onze relatie niet meer redden’ had ze enkele weken geleden geroepen in een uitbarsting van frustratie en om maar in de trant van de verbouwing te blijven. Opnieuw gonsden deze woorden door zijn hoofd. Om die opmerking te ontkrachten had hij zich voorgenomen om inderdaad een lijmklem te kopen, deze in te pakken in een doos met een mooi rood lint eromheen en aan haar te overhandigen. Ze zou lachen. Ja, ze zou luid moeten lachen en ze zou inzien dat ze onzin had uitgekraamd en dat alles nog gewoon zo was zoals in het begin. Het meisje dat tot over haar oren verliefd op hem was en bereid was om alles en iedereen dat hun relatie in de weg stond voor hem aan de kant te schuiven zou opnieuw de overhand krijgen. Ze zou hartstochtelijk in zijn armen vallen, hem overstelpen met kussen, en uiteindelijk zou hij haar na een roezelige vrijpartij nemen. Lang en hard, precies zoals zij het lekker vond. Maar toen bleek dat ze het meende en hij haar, na eerder te zijn thuisgekomen van zijn werk, betrapte met een volgepakte weekendtas kwam hij tot de conclusie dat ze gelijk had. Een lijmklem was inderdaad niet voldoende om haar bij zich te houden. En zijn aanvankelijk humoristische idee haar woorden letterlijk te benaderen viel nu onderhand op geen enkele manier meer geestig te noemen. Er opnieuw bij stilstaan maakte hem wederom alleen maar treuriger. En in de context waarin de situatie zich momenteel bevond waren woorden als ‘lomp’ en ‘grof’ bij een cadeau als deze zelfs nog zachtzinnig. Ja, daarvan was hij zich maar al te bewust. Om nog maar te zwijgen over die kettingzaag. Een dode eik was nu waarschijnlijk wel het laatste waar ze zich druk om zou maken.

Uitgeput liep hij richting de slaapkamer. De wetenschap dat hij zijn meisje ook vandaag weer weerloos met armen en voeten geketend aan zou treffen gaf hem een vreemd geruststellend gevoel. Hij wilde zijn ogen sluiten, zich tegen haar aan nestelen, en de komende paar uur niet meer wakker worden. Heel misschien, als ze lief voor hem was en op zijn aanzoek in zou gaan zou hij haar later die dag bevrijden. Maar toen hij de slaapkamerdeur opende werd hij geconfronteerd met een bevreemdend beeld. Op bed lag een vrouw, ze was naakt en had hetzelfde verfijnde postuur, maar haar gezicht leek anders, alsof haar gelaatstrekken gedurende zijn afwezigheid waren vervormd. Wat dit alles nog vreemder maakte was dat ook haar haar, dat zich kenmerkte door een herfstachtige goudbruine tint met een grove slag, nu plotseling zilverblond zag en sluik uitgespreid op het kussen lag. En tot overmaat van ramp constateerde hij dat ze niet langer lag geketend.

Opnieuw voelde hij dezelfde steek in zijn zij die hij die dag al meerdere malen had gevoeld. Zijn air van bezitter maakte bij de aanblik van zijn meisje plotseling plaats voor een ander, minder bekend, maar in zijn relatie niet minder prominent aanwezig onderdeel van zijn persoonlijkheid. Hij werd week, leek bijna te smelten en hij wilde haar vasthouden, koesteren, kussen, strelen, weer kussen en eindeloos vertellen hoeveel hij van haar hield, dat hij haar de hele wereld zou willen geven, zelfs al waren het duizend aandoenlijke lieveheersbeestjes aan kettinkjes, duizend lamswollen vesten of duizend tomatenplanten.


2 reacties

SIMBA · 1 juli 2008 op 08:22

Jeetje…snel deel 3! Ik vind het spannend.

lisa-marie · 1 juli 2008 op 13:16

Het is bloedstollend en de spanning wordt alleen maar groter.
Op naar de ontknoping want ik ben nieuwsgierig.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder