Ik had de auto schoongemaakt, was wezen tanken toen Willem er aan kwam.
Hoe dat kan weet ik niet. Maar aan z’n manier van lopen zie je dat er iets is.
Ik wilde hem helemaal niet zien. Ik deed het allemaal om een stommiteit goed te maken. Willem was niet mijn vriend. Hij was iemand voor wie ik wat deed omdat de omstandigheden er naar waren
Hij kwam bij me staan en keek me somber aan. ‘Bandiznietcompleet,’ zei hij. Ik stond stokstijf. ‘Wat?’
‘Bandiznietcompleet. Misdertigseconden!’
Hij had de band afgedraaid en gemerkt dat er iets ontbrak, begreep ik.
‘Eisgeeneind.’ Hij keek me aan alsof ik er wat aan kon doen. Het ergste was dat ik er wat aan moest doen. Ik had argeloos de laatste aflevering beloofd.
‘En nu?’ vroeg ik tegen beter weten in.
‘Weeniet.’ Hij keek me op zijn bekende manier duister aan. Het kon van alles betekenen. In zijn geval betekende het dat de overeenkomst die we in het cafe hadden gesloten niet rond was. Er ontbrak iets aan die band en ik had er maar voor te zorgen dat het compleet werd.
‘Wat moeten we dan?’ vroeg ik.
‘Dertigseconden,’ dreinde hij.
‘Ja,’ zei ik kort. ‘Dat weet ik nou wel. Denk je dat ik dat even kan verzinnen?’
Terwijl ik hem aankeek drong het tot me door dat ik dat best kon verzinnen. Een verhaal als Hokusai Bon was nou ook weer niet zo hoogstaand dat ik er geen raad mee zou weten. Maar dan?’
‘Je wilt het verhaal op papier?’ vroeg ik.
Hij keek me nog steeds op die duistere manier aan. Dat betekende dat op papier niet genoeg was.
‘Man,’ vroeg ik korzelig, ‘wat wil je dan?’
‘Dertigseconden,’ zei hij.
Ik schudde mijn hoofd. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik kon een aflevering schrijven op een avond. Maar dan moest het ding gefilmd worden. Het was een onmogelijke opgave.
‘Het kan niet,’ zei ik verslagen. ‘Zelfs al zou ik wat verzinnen. Het kan niet. Dan moet het gefilmd worden. Je moet acteurs hebben.’
Willem keek me nog steeds op die rare manier aan. Hij vond dat het wel kon. Ik zuchtte, ik wist werkelijk niet wat ik moest doen. Hier werd iets onmogelijks van me gevraagd.
‘Ik zal Connie wel eens bellen,’ zei ik moe. ‘Misschien weet die wat.’
‘Doedat,’ zei Willem. Er was plotseling iets als een glimlach op zijn gezicht. Ik zou werkelijk niet weten wat er te glimlachen viel. Ik was er doodmoe van. Hadden we die band gestolen. Moesten we dat ding ook weer terugbrengen en was dat allemaal voor niets. Ik zag er tegenop als een berg.
‘En die band moet nog terug,’ zei ik.
‘Dertig seconden,’ herhaalde Willem geduldig. Het was net of hij helemaal niet had gehoord wat ik had gezegd.
‘Ik zal Connie bellen,’ herhaalde ik, ‘en dan zien we wel. Dit kan niets worden. Zo’n verhaal kun je schrijven. Dat lukt nog wel. Maar dan…’
Willem draaide zich om. Hij had de boodschap overgebracht. Hij was ontevreden. Ik moest maar zorgen dat daar een einde aan werd gemaakt. Hij had dat niet met zoveel woorden gezegd. Maar dat hoefde ook niet. Ik had hem leren begrijpen. Ik keek hem na toen hij ons tuinpad afsjouwde. Wat had ik hier een hekel aan. Kwam er ooit nog een einde aan? Ik zuchtte diep. Hadden we maar nooit die foto’s gemaakt. Hadden we ons maar mooi met ons eigen bemoeid. Hadden we…
Ik draaide me om en liep naar binnen. Ik moest echt Connie nu maar eens bellen.
Categorieën: Hokusai bon
0 reacties