Op de dag van de arbeid pleeg ik doorgaans arbeid te verrichten, zo ook dit jaar op 1-mei.
De dag ving aan met lekker weer en op het werk was het ook gezond druk waarbij ik aan het einde van de dag zelfs op tijd mijn werk kon verlaten en richting huiswaarts reed.
Onderweg ontvouwde zich het plan om maar eens een lekkere macaronischotel te maken, mijn maag begon al te knorren bij de gedachte alleen al. Het begon nu flink door te regenen en met het opspattende water was er niet veel zicht.
Mijn voorruit besloeg en ik zette de verwarming ietsje aan, draaide de knop in de stand “voorruit” en zag de wasem langzaam wegtrekken.
Op de A-15 reden we op alle 3 de rijbanen bumper aan bumper en niet harder dan 80 km/h waarbij ik links en rechts opgesloten zat tussen een grotere en een nog grotere auto.
Dit doet mij niets, men probeert soms iets met richtingaanwijzers maar ik raak al jaren niet meer in paniek over dreigende vrachtauto’s, het zijn immers mijn vrienden en vanuit een ver verleden ook collega’s dus dat schept bij voorbaat een band.
Plotseling voelde ik koude lucht van het dashboard afkomen en de voorruit begon weer te beslaan.
Nu draaide ik alle kachelknoppen op maximaal maar de toegevoerde lucht was en bleef koud!
Eindelijk viel het kwartje en ik keek op de temperatuurmeter die bijna krom tegen de bovenkant aanstond: SHIIIIIT!!!
Getrakteerd op luid getoeter van de tegenpartij wurmde ik mij tussen de grote jongens naar de vluchtstrook toen zelfs alle rode lampen op het dashboard gingen branden waarbij eentje mij vertelde dat ik moest stoppen.
Dit wist ik ook wel maar toch probeerde ik de vluchtstrook te bereiken en dat lukte mij maar net.
Doodse stilte: de Peus is dood!
In de Nederlandse taal bestaat alleen maar het woord dood en niet doder of doodst.
Dood is dood en daarmee is de kous af maar niet in mijn geval want ik wijk in deze ook weer af van de norm; laat mij het jullie even uitleggen.
Dood is de Peus omdat er geen teken van leven meer uitkomt dus open ik het motorcompartiment en kijk tussen de stoomwolken door of ik iets rampzaligs zie.
Niets, alleen maar stoom en regen voel ik, heel veel regen.
Nu heb ik altijd wel een kannetje achterin liggen en dat kwam mij nu goed uit.
Met dat kannetje liep ik naar een nabij gelegen putdeksel, tilde het deksel op en ving de stroom regenwater op.
Ik goot het opgevangen water in de radiateur en zag het er aan de onderkant weer uitlopen.
Nu was de Peus nog doder.
Turend in de verte zag ik een praatpaal maar dat zou een eind lopen betekenen.
Naar de andere kant zag ik helemaal geen praatpaal dus ik sprong over de vangrail en ging veilig in de berm lopen naar de voor mij zichtbare praatpaal.
Met deze slagregens was de berm wel heel erg zacht geworden zodat mijn schoenen in die zompige rotzooi verdwenen en ik bij elke stap mijn schoen uit de klei moest trekken.
Nu ben ik vroeger door zeven paarden uit de klei getrokken maar dat is een ander verhaal, daar ga ik nu niet al te diep op in want de zelfspot druipt al van dit epistel af; laat ik het niet erger maken dan het al is.
Op deze manier kwam ik er dus nooit dacht ik, terug naar de vangrail sprong ik er weer over en ging tegen alle veiligheidsregels in op de vluchtstrook lopen.
Dat was ook niet erg comfortabel omdat ik door het voorbijrazende verkeer letterlijk werd overspoeld met bakken regenwater zodat ik geen droge draad meer aan me reet had, om het zo eens te zeggen.
Bij de praatpaal hoorde ik een allerliefst stemmetje en terstond vergat ik de hele wereld om mij heen.
Deze goede Fee beloofde mij alle hulp en ik moest maar in de berm, ver van de vangrail, op hulp wachten.
Teruglopend had ik de wind tegen en zag alleen maar donkere wolken aan de hemel die bakken met water lieten nederdalen op deze eenzame en noodlijdende wandelaar; omkijkend scheen de zon en zag ik een blauwe hemel maar daar stond mijn auto niet.
Ik had net zo goed in een sloot kunnen springen want daarmee was ik niet natter geworden dan ik nu al was.
Na de afstand Peus-Praatpaal-Peus, kilometertje heen-kilometertje terug, kroop ik dicht tegen de bosjes aan om zodoende minder nat te worden dan ik al was; een mens in nood denkt wel gekkere dingen.
Eindelijk kwam daar de hulp opdraven en de Peus was ondertussen goed afgekoeld dus probeerde ik hem te starten.
Een heel vlak geluid hoorden wij en concludeerden hierbij dat ook de koppakking eruit lag.
Nu was de Peus het doodst.
Om een lang verhaal kort te maken: de Peus werd aangehaakt aan de sleepkabel en zo scheurden wij naar de Peuzerepareerboer waar natuurlijk niemand meer was want het was al half acht s’avonds geworden.

De andere ochtend scheen de zon stralend aan een strakblauwe hemel en ik beende in 3 kwartier naar de Peuzeboer, puffend en badend in het zweet kwam ik daar aangewaggeld en vertelde wat er aan de hand was.
Een geruststellend ”wij zullen van de week eens kijken” liet de receptionist zich ontvallen en gaf mij een leenauto mee.
Nu rij ik met een bijna nieuwe Peugeot rond, helemaal digitaal en alles beweegt elektrisch; ik hoef alleen nog maar gas te geven want hij verteld mij zelfs hoe ik moet rijden dus wat wil ik nog meer.
Maar ik mis mijn zwarte monster, ohw God wat mis ik hem.
Kon ik hem maar even aanraken, heel eventjes maar; heel even zijn geur weer opsnuiven.
Bestaat reïncarnatie echt?
Prlwytskovsky.

Categorieën: Verhalen

6 reacties

Li · 13 mei 2006 op 22:59

Achgut wij hebben ook zo’n ziekelijk peus. Vorige week wassie schijndood maar gelukkig bracht een beun hem weer tot leven.

Li

Troy · 14 mei 2006 op 12:30

Die peus van jou moet hoognodig gepimped worden. In Nederland is er tegenwoordig ook zo’n programma met die domme griet waarvan ik de naam niet meer weet. Als je volgende column gaat over die zeven paarden die je uit de klei hebben getrokken, ben ik tevreden. Lang leve de paarde(n)kracht. Leuke column. Oh ja, alinea’s graag 😀

Chantal · 14 mei 2006 op 12:55

[quote]Nu was de Peus het doodst.[/quote]

:laugh: Weer een geweldige column, prwly!

Ohja, ik als bekende alinea-o-fiel (of zoiets) zou net als Troy ook wel hier en daar een witregel willen ontdekken 😛 . Maar dat doet niks af aan je column hoor!

Prlwytskovsky · 14 mei 2006 op 14:14

Mijn volgende column gaat over geld, logisch gevolg?
En die witregels: er staan er al 2 in, veel voor mijn doen.
Dank voor jullie reacties. 😉

Outsider · 14 mei 2006 op 14:25

[quote]met die domme griet waarvan ik de naam niet meer weet.[/quote]

Zeker weet ik het niet, maar volgens mij bedoel je Yorinde Mol. Helemaal geen domme griet, maar een lekker wijf. Wat is dat toch dat veel columnisten altijd maar weer bekende Nederlanders moeten afkraken en kleineren?

Ma3anne · 15 mei 2006 op 14:51

Autoleed van de bovenste plank. Wat een rotpeus. Gelukkig leef JIJ nog! 🙂

Geef een reactie

Avatar plaatshouder