“Waar ga je heen?” vroeg hij voor de zoveelste keer. Dichter en dichter naderden we de dodelijke hoogspanningsdraden.
“Waar ik ook heenga, ik verdwaal toch onherroepelijk” zei ik en liep stug verder.
“Je hoeft niet zo ver te gaan” zei hij, en ik vroeg me af of hij dit letterlijk of figuurlijk bedoelde.
“Het spijt me” was alles wat ik uit wist te brengen en vanaf dat moment wist ik dat ik ook hem kwijt was geraakt. Het onheilspellende verlangen naar vrijheid had me vervreemd. Alsof er niets meer was waarmee ik nog wezenlijk contact kon maken. Ik liep verder en tot mijn verbazing lukte het me ook al snel om hem te vergeten. Als zelfs hij geen afdruk op mijn leven wist na te laten, wie zou dat dan in godsnaam nog wel lukken?

“Ja, ik heb je wel lief gehad” mijmerde ik, maar ik merkte dat het geen zin had dit mezelf wijs te maken. Lief hebben kon niet. Niet in volle overtuiging. Er waren teveel factoren waarmee we rekening moesten houden. Waarmee ìk rekening moest houden. Als ik al van hem had kunnen houden, dan niet in de scenesetting waarin wij ons bevonden. Niet in deze tijd, niet in deze omgeving, niet in dit leven.

“Ich freue mich af meinem Tod,” gonsde het in mijn hoofd. En bij de gedachte aan mijn vader werd de schaamte wederom zo ondraaglijk dat die woorden angstwekkend realistische vormen aan begonnen te nemen. ‘Je bent een flikker’ zei ik tegen mezelf. ‘Je bent een vieze gore flikker en je maakt niet alleen jezelf maar ook ons ermee te schande.’ Hoe vaak ik die woorden niet te horen had gekregen. En het was niet alleen mijn vader die ze uitsprak.

“Jongen, als jij op een fatsoenlijke manier wilt leven en als jij ook maar een greintje respect hebt voor je familie, dan stop je met je relatie” zei mijn moeder mij recentelijk. Enkele mannen uit het dorp kozen voor een minder zachtzinnige wijze om mij duidelijk te maken dat ik verdoemd was en nog minder respect verdiende dan een overspelige vrouw. Op een kwade avond, vlak voordat ik thuiskwam van een bezoek aan mijn vriend, overvielen ze me met zijn vieren. Als wildemannen wisten ze in een mum van tijd de kleren van mijn lijf te trekken. Eindeloos bleven ze me schoppen en slaan en ter afronding pisten ze alle vier over me heen om me als een vod achter te laten. Ik herinner me nog steeds hun gelach. Het was het meest uitzinnige en angstaanjagende geluid dat ik ooit had gehoord.

“Waar ik ook heenga, ik verdwaal toch onherroepelijk” zei ik nogmaals, maar dit keer alleen tegen mezelf.
Ik staarde naar de hoogspanningsdraden en klemde me vast aan de paal.

Het knetteren en gonzen zou het laatste geluid zijn wat ik nu nog zou horen.

Categorieën: Liefde

16 reacties

Dees · 4 oktober 2007 op 08:03

Wow Troy!

Welkom terug 🙂

arta · 4 oktober 2007 op 08:11

Geweldig!
Helaas is het onderwerp van jouw schrijven nog steeds actueel, of moet ik zeggen ‘wordt weer steeds actueler’?
Heel indringend geschreven!

SIMBA · 4 oktober 2007 op 08:23

Ik vind het ongelooflijk dat mensen worden afgerekend op hun “anders zijn”, ik kan hier erg boos over worden.
Het is wel een prachtig stukje geworden Troy, ondanks het trieste onderwerp.

lagarto · 4 oktober 2007 op 08:32

Verrek, wat heb ik toch met 1e alinea’s deze week..Nu snap ik de jouwe zelfs na 3x lezen niet.
Verder mooi geschreven. Liefde triest en anders.
Groeten Niek

lisa-marie · 4 oktober 2007 op 08:55

Heftig en ook tegelijkertijd zo neergezet dat het indringend en geweldig geschreven is. :wave:
[quote] Als zelfs hij geen afdruk op mijn leven wist na te laten,[/quote]
Deze zin vind ik gewoon mooi.

DreamOn · 4 oktober 2007 op 12:34

Heel indrukwekkend geschreven Troy.
Groeten van DO.

Mosje · 4 oktober 2007 op 13:55

wow Troy, deze hakt erin….

vanlidt · 4 oktober 2007 op 14:53

Verdwalen is niet zo erg, Troy. Je komt op den duur toch ergens uit.

Quinn · 4 oktober 2007 op 17:27

Zo, hier word ik even stil van… Tragisch neergezet maar wel bijzonder raak geschreven.

pepe · 4 oktober 2007 op 19:05

Heftig, maar zeer goed geschreven column.

Belachelijk, en jammer dat er mensen zijn die hun medemensen niet laten leven hoe zij willen leven.
De meeste homo’s die ik ken, zijn overigens hele leuke, aardige mannen.
En mocht een van onze zonen zo gelukkig willen leven, dan houd ik even veel van hem als ik nu doe.

pally · 4 oktober 2007 op 23:30

Prachtige symbolische titel van een column waar ik van onder de indruk ben, Troy!

groet van Pally

Siebe · 5 oktober 2007 op 07:41

[i]He’s back[/i] inderdaad. De plek is anders. Donkere en diepverstopte krochten hebben plaatsgemaakt voor een donkere spanning op hoogte. Het schrijven blijft van even hoog niveau: de wondere maar soms zo sombere wereld van jouw geest, verbeelding of beide.

Gr.
S

Troy · 5 oktober 2007 op 15:36

Wederom bedankt voor alle mooie reacties. Voor de honderdste keer bedankt beter gezegd, want ik zie nu net dat dit mijn honderdste schrijfsel hier op columnx is. Op naar de tweehonderd 🙂

arta · 5 oktober 2007 op 18:57

Geweldig, jouw honderdste!
Óp naar de volgende honderd, ik kijk er nu al naar uit!
🙂

Troy · 5 oktober 2007 op 20:08

Dankje Arta. Jij bent anders ook aardig op weg; ik heb er zojuist 62 geteld!

*Ik heb heus wel betere dingen te doen :oeps: 😀

KawaSutra · 6 oktober 2007 op 01:40

Verstikkend, dit verhaal en wat mensen met je kunnen doen. Indringend beschreven.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder