Een groepje mensen verlaat hun picknickkleedjes en –mandjes en rent als in slowmotion naar me toe. Hun zorgen en aandacht geven mij nieuwe energie. Met zwaar gehavende knieën en ellebogen strompel ik overeind. Natrillend van de val, blijven mijn skeelers in het gras geboord, terwijl mijn handen voorzichtig steun zoeken bij een boom. De tocht is nog lang, maar ik zal de pijn overwinnen. Ruim tien kilometer van huis rol ik voorzichtig het fietspad weer op. Het bloed gutst uit mijn knieën en vult langzaam de schoenen van de leren skeelers. In mijn polsbeschermers mengt het zweet zich met bloed. De bussen rijden niet op zondag, dus half struikelend zwoeg ik verder. Mensen staren me aan, maar zeggen niets. Dit is mijn strijd. De pijn gonst als een achtergrondkoor in mijn hoofd, terwijl de adrenaline mij als opzwepende muziek scherp houdt. Ik moet me blijven concentreren.

Eindelijk bereik ik de Eerste Hulp van het ziekenhuis. Eén blik op mij verschaft me onmiddellijke toegang tot de wachtruimte. Het wordt direct stil als ik entree maak. Wie kan staan, doet dat zwijgend. De groep mensen wijkt in een haag uiteen. Vele handen duwen mij voorzichtig vooruit. Het bloed spuit uit mijn knieën, als ik ze buig om de laatste vrije stoel te zitten. Mijn lippen lijken bloedrood op mijn lijkwitte gelaat. Toch voel ik triomf. Ik ben als Columbus, die volhardend op zijn bestemming is gekomen. Maar de overwinning is nog niet behaald.

“Je wordt thuis toch wel lekker verwend, straks?”
Ik kijk naar de oudere man naast me, die zijn hand teder op die van zijn vrouw heeft gelegd. Dat is tenminste een man die het zelfs uit gewoonte doet. De nostalgie is bijna voelbaar. Die zat vroeger vast niet met een bak chips naar voetbal te kijken, terwijl zij haar favoriete serie wilde zien. Die zat vast ook niet gebiologeerd naar een beeldscherm te kijken, toen zij wel interesse had in andere dingen. Zijn vraag zet me aan het denken. Een plotseling heimwee overvalt me. Zal ik ook met open armen ontvangen worden in het thuisfront?

Twee bloedmooie verplegers lopen naar me toe. Ik sla mijn armen om hen heen, als ze me voorzichtig overeind hijsen. Er klinkt een soppig geluid als het gewicht van mijn lichaam weer in de skeelers drukt. Een rood golfje klotst over de groene linoleum vloer. Een spoor van bloed druppelt achter me aan en vormt een nieuwe zee van rood als ik bij de dokter plaats neem.

De wonden worden ontsmet. Het prikt als zeewater in een open wond, maar ik ben het gewend. Als een echte bikkel houd ik me sterk. Ik geef geen krimp. Dan gaan de hechtingen erin. Linkerknie, rechterknie. Dan de beide ellebogen. Het bloeden wordt minder. Tetanusprik. Het is een fase. Pijn gaat over en straks kan ik het me niet meer herinneren. Ik focus me op mijn doel. Thuiskomst.

Zwaar in het verband rol ik via de wachtruimte naar buiten. Mijn wonden hebben een diepe indruk achtergelaten. De eerdere stilte slaat om in een respectvol gefluister, een roemend gegons en langzamerhand komen de eerste patiënten op me af.
“Goed gedaan.”
“Wauw, wat ben jij een sterke vrouw.”
“Was ik maar zoals jij.”
“Zet ‘m op.”
“Beterschap.”
“Als ik later groot ben, wil ik jou worden.”
Ik laat de schouderklopjes over me heen komen en voel me sterker dan ooit.

Soppend kom ik uiteindelijk thuis. Mijn vriend doet open en staart me aan. Zou dit zijn verzorgende kant openen? Ik kijk hem aan en de tranen springen bijna in mijn ogen. Hij tilt me op en draagt me over de drempel naar binnen. Ik word als een held ontvangen. Hij zet me voorzichtig in zijn hoek van de bank en plaatst extra kussens om me heen. Voorzichtig doet hij mijn skeelers uit. Het klinkt zompig.
“Kan ik nog iets voor je doen?”
“Een grote bak Häagen-Dazs met extra chocola zou me wel goed doen.”

De overwinning is gelukt. Ik voel euforie, met mijn vriend en een grote bak ijs. Met bananensmaak, want de chocola was op. Verwennerij krijg je niet zomaar. Dat moet je verdienen. Je moet er wat voor over hebben. Jezelf zwaar verwonden met een in scène gezette val op skeelers, bijvoorbeeld. Maar mondje dicht. Dit paradijs is nu nog even voor mij. Laat mij er nog even van genieten, zoals het nu is.

[i]*Instrumentaal nummer[/i]


7 reacties

Dees · 2 mei 2008 op 13:58

Dit lijkt me overduidelijk de ‘Rapsodie op een thema van Paganini’, of is het de tune van de serie met de bijzonder desperate huismutsen? Oh nee, het is de tune van House natuurlijk en de te raden ziekte is Munchhausen!

Ik weet het kortom (nog :-D) niet, maar het is wel weer goed geschreven.

Mosje · 2 mei 2008 op 15:45

O, wat mooi gedaan. Ik heb het spoor van Columbus gevolgd, en de muziek die ik vond, heroverde direct mijn hart.

De_PessiMist · 2 mei 2008 op 16:03

Goed geschreven, Neuskleuter, heb er niks op aan te merken 🙂

arta · 2 mei 2008 op 18:26

Zelfs nadat ik me door de instrumentale top 50 gegoogled heb, weet ik het echt niet!!
Maar wel mooi geschreven, heel mooi zelfs!
🙂

lisa-marie · 3 mei 2008 op 09:55

Hij is heel goed! 😀
Met de sleutelwoorden,waarvan ik denk dat het ze zijn, ga ik nog even aan de slag.
Het kan zomaar het nummer zijn van columbus van die film: conquer of paradijs.
Of inderdaad de tune van House zoals Dees al zei.
Of… ik ga nog even aan de slag.

Fem · 3 mei 2008 op 19:15

In raadseltjes ben ik niet erg goed, maar hij is geweldig!!

Neuskleuter · 5 mei 2008 op 14:06

Hier is dan het verlossende antwoord! Lisa-Marie zat op het goede spoor, het is inderdaad Conquest of Paradise, een nummer van Vangelis. Het staat op het album 1492 en behoort bij een film over Columbus.
Ik heb het nummer op repeat gezet en het gevoel in de alinea’s gestopt 😀

Geef een reactie

Avatar plaatshouder