Willem wrong zich met moeite door het gat in de heg en bleef toen aan de andere kant staan. Hij keek ons aan met die vreemde blik in zijn ogen. ‘Kom!’ beviel hij opnieuw.
We keken elkaar aan. Hij was gek. Maar wat moesten we? Als we niet kwamen kregen we vandaag of morgen John of Alex op ons dak. ‘Willem, dit kan niet!’ riep Connie. ‘Dit kun je niet maken!’
‘Luister nou toch eens!’ riep ik wanhopig. ‘Die foto’s waren niet de bedoeling. Het was een wedstrijd. Meer niet.’
‘Jebeneenkloozak,’ gromde Willem. ‘Kzouje motte vermoorde.’
Kunnen we hem niet tot rede brengen, vroeg Connie? ‘Dit gaat helemaal mis!’
‘Hij luistert niet,’ zei ik moedeloos. ‘Hij heeft wat in zijn kop en dat moet gebeuren.’
‘Hierkomme!’ beviel Willem. ‘NetalsHokusaibon. Strafdeboze!’
‘Je hoort het,’ zei ik tegen Connie. ‘Helemaal geschift. Hij denkt aan niets anders.’
We wrongen ons door het gat in de heg en stonden stil. Wat opzij stond de gammele pingpongtafel. Kromgetrokken door regenwater.
‘Waarom wil je niet luisteren?’ riep ik. ‘We kunnen toch praten!’
‘KbenJenniekwijt,’ grauwde Willem. ‘Ze wilniksmeer memetemakehebben.’
‘Ik weet dat je gek op haar was,’ riep ik. ‘Echt, dat van die foto’s was niet de bedoeling.’
‘Kgeefjou ’n klap metdeknuppel,’ zei Willem met verwrongen stem.. ‘Meernie. Je hepme geholpe. Eénklap. Endannistaf.’
‘Het is belachelijk!’ schreeuwde ik. ‘Dat kun je niet doen!’ In gedachten zag ik de knuppel neerkomen op mijn hand. Zou er wat gebroken worden? Zou er wat gekneusd raken? Hoe lang zou ik er mee rondlopen? Zou hij me wel eens raken?
Maar het was alsof Willem me helemaal niet hoorde. Zijn brein tolde rond zijn eigen gedachten. ‘Eénklap,’ gromde hij. ‘En danzakhet ‘r niemeeroverhebbe. Danbejjegestraf.’
‘Je bent gek!’ schreeuwde ik. ‘Dat doen we niet! We moeten er over praten.’
Willem haalde de schouders op. Hij was er niet vanaf te brengen. Het gebeurde zo, en anders niets.
‘Waar sla je dan!’ gilde ik.
‘Jehand,’ gromde hij.
‘Man, je bent gek! Hoe?’
‘Honbalknuppel,’ gromde hij.
‘Honkbalknuppel,’ piepte ik. ‘Man… Dat doe ik niet,’ schreeuwde ik. ‘Er komt niks van in.’
‘Enaskmis hebbie geluk,’ mompelde Willem boos.
‘Wat?’ Ik keek hem ongelovig aan.
‘Danhebbie geluk.’
‘Hoezo als je mist?’ Ik keek hem niet begrijpend aan.
‘Kennietzo bestrichte,’ zei Willem. ‘Maarik sla je verrrot!’
‘Nee!’ zei ik. Plotseling was ik doodmoe. We konden niet op tegen deze man. We zaten gevangen in zijn redenatie. Als hij zijn zin niet kreeg kwamen Alex of John aan de deur. Wat moesten we?
‘Het is belachelijk,’ zei ik.’
‘Eénklap,’ gromde Willem nukkig.
‘Je slaat ons het ziekenhuis in,’ zei Connie. ‘Dat kunnen we niet toestaan. Het is heel erg dat Jenny nu niet meer komt. Maar…’
‘Eenklap,’ hield Willem hardnekkig vol. Dat idee had postgevat in zijn hoofd. Het was er niet uit te krijgen. Ik kende hem lang genoeg om te weten dat alles verder zinloos was.
‘Wanneer?’ vroeg ik plompverloren.
‘Nu,’ gromde Willem. Hij draaide zich om naar de pingpongtafel en boog zich voorover. ‘’Kzoekdieknuppel. Danslaik. NetalsHokusaibon. Strafdebozen.’
Connie en ik keken elkaar vol ongeloof aan. Hier stonden we nu in de tuin van Willem en hij wilde ons een klap verkopen. Het was net Russische roulette.
Willem had de honkbalknuppel gevonden. Hij kwam overeind. Zijn zwarte oogjes glommen in zijn gezicht. Hij was vuurrood. Die man was niet goed. Maar hij was doodserieus. Wat er was gebeurd was alleen op te lossen met klappen. Een honkbalknuppel op je hand. Ik hoorde botten kraken. Ik zag bloed. Ik zag versplinterde gewrichten. En plotseling besloot ik dat het dan maar moest gebeuren. Dan was ik er vanaf.
‘Nu!’ eiste ik. En ik wist dat ik gek was.
‘Pierre!’ gilde Connie plotseling ontzet. ‘Dat doe je niet!’
‘Laat me,’ gromde ik. ‘Hij mist me toch.’
‘Niet doen!’ riep Connie. Ze stond naast me en keek me ontzet aan.
‘’t Is zo gebeurd,’ zei ik.
‘Je bent gek!’ schreeuwde ze. Haar stem sloeg over. Ik vond dat het nu maar snel moest gebeuren.
‘Eénklap,’ dreinde Willem.
‘Hij kan toch niet goed slaan,’ zei ik vermoeid.
Ze keek me krijtwit aan. Ze gilde niet meer. Ze was ook niet meer van plan me bij die tafel weg te sleuren. Ik durfde niet meer in haar ogen te kijken.
‘Eénklap,’ hield Willem aan.
Ik legde mijn hand op de pingpongtafel. ‘Schiet op,’ commandeerde ik. Hoe hard zou zo’n klap aankomen? Zou er wat gebroken worden? Zou hij me raken? Zou m’n hand het nog wel doen?
Willem kwam naast me staan. Ik rook bier en een zware lijflucht. Ik keek de andere kant uit.
‘Pierre!’ zei Connie. Ze klonk heel raar. Ze klonk als iemand die iets dierbaars gaat verliezen. Ik durfde haar nog steeds niet aan te kijken. Als ik dat wel deed trok ik misschien mijn hand terug.
‘Ik weet dat ik gek ben,’ zei ik ongelukkig. Het moest maar gebeuren. Dan was het voorbij.
‘Tisjeeigeschuld,’ gromde Willem. ‘Tisjeeigeschuld.’
‘Pierre!’ huilde Connie nu. Ze greep mijn schouders. Ik maakte me van haar los. Op dat moment had ik mijn hand moeten terugtrekken. Mijn armen om haar heen moeten slaan en maar zien wat de toekomst bracht. Maar dat deed ik allemaal niet.
Willem hief de knuppel op. Ik beefde. Plotseling zag ik hoe groot en zwaar die man eigenlijk wel was. Ik zag ook de lompen die hij aan had. Toen kwam de knuppel naar beneden.
Categorieën: Hokusai bon
0 reacties