Het kleine joch zat boven op de voorkant van de boodschappenkar.
“Hé mevrouw, wat ga jij eten”, riep hij naar mij, terwijl ik met mijn mandje langs hem liep.
“Nou, dat weet ik nog niet”, antwoordde ik met een glimlach naar de knaap.
Hij zat daar als een koene ridder lekker om zich heen te kijken, en gaf op alles en iedereen commentaar, terwijl moeders gezellig stond te beppen met een kennis, bij de diepvriesafdeling. Het knaapje verveelde zich duidelijk.
“Hé mevrouw, lus jij ook melluk”, vroeg hij weer aan mij. Ik moest bij de melk zijn, maar zijn wagentje stond ervoor.
Dus ik gaf een klein zetje aan de kar en dat ding schoof met ridder en al een stukje door.
“Hé mevrouw, lukku et wel, zulle we een endje rije gaan”? vroeg hij met een grote glimlach en een snottebel.
“Nee, joh dat gaat niet, vind je mamma niet goed”.
“Och, gewoon niks zegge, doet mij pappa ook altijd”, antwoordde hij wijs.

Ik was ineens nieuwsgierig geworden, wat zei pappa niet tegen mamma en wel tegen zoonlief? Want als een kind zoiets vertelt aan een vreemde ben ik als snuf wel héél benieuwd wat er komt, fantasie wel meegerekend hoor, dat weer wel..

“Wat zegt pappa niet tegen mamma dan”?, vroeg ik heel gemeen.
“Nou as we naar voetballen gane, dan mag pappa niks drinke, en dan zegtie tegen mij, “niks tege mamma segge”, grinnikte hij. Dus hij had wel degelijk door dat pappa lekker stiekem deed, en zoonlief meenam in het kwaad.

“O, nee, je mag niet klikken hé, dat hoort niet”, sprak ik wijs, en pakte mijn melk.
Hij taxeerde mij eens, door gewoon brutaal van boven naar beneden te kijken. Was het een volwassen kerel geweest, had ik hem een knal voor zijn kanis gegeven. Maar dit had iets liefs.
“Heb u ook kindertjes”?
“Nee, die heb ik niet”, ik wilde doorlopen, maar hij pakte mijn mouw beet, en wilde mij niet laten gaan.
Ik dacht, als ik mij losruk schreeuwt hij misschien de hele supermarkt bijeen dus bleef ik beleefd staan…Ja, wat moet je anders.
“Heb u een man”?
“Nee, ook geen man”.
“Ik heb een zonnebril van mamma gehad”.
“Leuk, en nou de zon nog”, antwoordde ik.

Natuurlijk begreep hij het grapje niet, maar ik voelde mij een beetje onbehaaglijk worden.verlegen haast onder die ondervragingen van het manneke.
“Wij eten vanavond spinazie, lus ik niet”, begon het manneke weer.
Ik kreeg ondertussen een paar zeer lange armen van het steeds heen en weer goochelen met mijn boodschappenmandje dat erg zwaar aan het worden was.
“Ach dat is gezond hoor, maar nu moet ik…”.

Verder kwam ik niet, want mamma kwam aangestormd met een grote zak bonen in de hand, en vroeg aan haar zoon “Ben je lief geweest”?
Hoe kan zo’n knaapje nou niet lief zijn, hij kon geen kant uit, zat voorin op de boodschappenkar, beentjes tussen de stang, en waar moest het manneke naartoe dan?
“Ja, het is wat met die kinderen tegenwoordig hé, ze kunnen nooit eens rustig mee om een boodschapje te halen, ze willen altijd de andere kant uit”, sprak ze mij nu aan.
Ik begreep het even niet, maar bedacht dat deze vrouw gewoon niet echt haar zoontje kende, omdat de lieverd gewoon een praatje aanknoopte met de eerste de beste die langs zou komen, en dat was ik dus.
“Nou hij was niet lastig hoor, het is een lieverd”, paaide ik, en wilde mijn weg vervolgen.
Mis dus. Nou begon mams tegen mij te lullen, terwijl zoonlief een zak schuimpjes van de grote stapel boodschappen afhaalde en die met gemak opentrok, en zijn mond volpropte met die zoete dingen.

Moeder had het niet eens door, of wilde het niet zien, dat was mij even niet duidelijk.
“Ach weet je, die kleine zegt niet veel, is altijd in zichzelf gekeerd, en volgens de huisarts moet hij veel onder de mensen komen, dan gaat hij wel beter praten”.
Mijn tetter viel open….Beter praten, ik had eerder het idee dat deze knaap in de toekomst bij de recherche zou gaan werken, hij was een kei in het uithoren van mensen. En dat op die leeftijd al.

Ik zei tegen de vrouw dat ik een afspraak had en door moest, en met een gedag en een grote smile naar de koene ridder op het wagentje, zwaaide hij mij nog lang na door de supermarkt, tot aan de kassa. Toen zag ik ze niet meer.
Het zijn de kleine dingen die het doen. Maar deze ontmoeting plakte mij de hele weg naar huis een grote smile op mijn gezicht.
Want al is er geen zon, en rotweer of niet, deze knaap had de hele wereld in zijn zak.
En diep in zijn zakken zat zijn moeder, een vrouw die haar eigen zoontje niet eens goed kende…Ik voelde me een medestander in zijn geheim.
Want dat had hij, een groot geheim. Want als je als volwassen vrouw naar de huisarts gaat, omdat je kind nog niet genoeg praat…
I rest my case


klapdoos

Gewoon een Amsterdamse vrouw die met een vrouw getrouwd is, ziek is, zodanig dat de neerwaartse spiraal steeds verder zakt. maar een kniesoor die daarop let. Ik lach graag, heb genoeg traantjes gelaten om mijn ziekte en nu is het tijd om via mijn nieuwe boek eens door te gaan met uit het leven te halen wat er te halen valt, zeker in een crisistijd is het de kunst om toch vrolijk te blijven. Mijn motto is dan ook: Een dag niet gelachen is zeker een dag niet geleefd.

5 reacties

Prlwytskovsky · 27 mei 2007 op 19:45

Bij de melk heb ik ook even stilgehouden en heb jullie gadegeslagen.
Heerlijk natuurlijk neergezet. :wave:

DriekOplopers · 27 mei 2007 op 19:48

Een heel erg mooie observatie. Goed gedaan hoor!

Bitchy · 28 mei 2007 op 04:04

Gisteravond al gelezen dit stukje en er is maar een gevoel wat me bij blijft.

Zielig, zo’n ventje, een moeder die hem niet kent.

Goed geschreven!

pally · 28 mei 2007 op 14:18

Grappig, wijs en sympathiek stukje , Leny!

groet van pally

Li · 28 mei 2007 op 22:22

Griezeldegriezel. Weet je zeker dat het een kind was en geen klein oud mannetje? Een kind dat in zo’n karretje zit kan toch niet ouder zijn dan drie jaar?

Leuk geschreven alleen laat je het kind eerst brabbelen en een stukje verderop spreekt het ventje opeens foutloos Nederlands.

Li

Geef een reactie

Avatar plaatshouder