De flat voelt nog niet vertrouwd. Een nieuwe woonruimte, een nieuwe kamer, een nieuwe omgeving, nieuwe mensen. Allemaal onwennig. Na school is er niemand thuis om een praatje mee te maken. Ik smijt de boekentas in mijn kamer op bed. In de keuken trek ik de koelkast open. Vind in zijn buik weinig troost. Dan maar een boterham smeren. De leegte moet gevuld. Wat nu? Ik heb verder nergens trek in. Huiswerk maken wil ik nog niet. Over een of twee uurtjes gaan we eten. Maar wat? Geen idee wat mijn vader op het menu heeft staan.

Zal ik even tegen de muur van de flat gaan tennissen? Heb kortgeleden een goedkoop tennisracket op de kop getikt. Een andere sport dan hockey. Maar wel eentje die ik alleen kan doen en die mij ook balvaardigheid leert. Sport werkt helend. Helend in de aanhoudende leegte die ik voel. Ik besluit met de lift te gaan. In de lift zie ik een meisje. Niet mooi en niet lelijk. Ze lacht me vriendelijk toe. Ik durf niets te zeggen. Weet wel dat ze me ergens leuk vindt. Dat voel ik. Maar ik weet er geen raad mee. Ik heb haar al vaker in de buurt van de flat gezien en vermoed dat ze hier ook woont.

Het tennissen tegen de muur lucht op. Ik daag mezelf uit en geef opdrachten. De bal mag maar een keer stuiten. Afwisselend moet ik links en rechts slaan. Rechts met mijn backhand en links met mijn forehand. Soms doe ik een stapje naar voor, soms naar achter. Liefst zo min mogelijk. Ook schuin naar links en rechts lopen doe ik niet graag. De bal goed raken en goed richten met mijn tennisracket heeft alle prioriteit. Heel even vergeet ik de wereld om mij heen. Nu probeer ik zonder te stuiten de bal vanaf de muur in een keer te raken. Ook de opslag zou ik graag willen oefenen, maar dat gaat niet goed. Is eigenlijk ook niet nodig. Het is geen slag die bij het hockeyen gebruikt wordt.

Aan de zijkant bij de flat zie ik onder een lantaarnpaal het meisje uit de lift staan. Zoekt ze nu contact met mij? Het lijkt er wel op. Het brengt mij in verlegenheid. Ze kijkt voortdurend mijn kant op. Heel af en toe keert ze haar hoofd. Ik weet me eventjes geen raad. Zal ik contact met haar zoeken, haar aanspreken? Ik durf niet. Weet niet goed wat ik moet zeggen. Zal ik jaar vragen of zij ook een tennisracket heeft? Dan kunnen we misschien samen tennissen. Zou ik leuk vinden. Maar het is misschien wel een rare vraag. Wil ze wel tennissen? Kan ze tennissen? Ze komt nu naar me toegelopen. Heeft ze een vraag voor mij? Waarover dan?

Het gesprek gaat stroef en onwennig. Ja, ik woon hier nog niet zo lang. Zij ook niet. Ze gaat naar een andere school dan ik. Heb geen idee hoe oud zij is. Van mijn leeftijd denk ik, hoop ik. Waarom? Geen idee. Vragen dan maar? Ik durf niet. Te verlegen. Dag. Dag. Heb ik nu stom gedaan? Had ik meer moeten vragen? Maar wat dan? Ik sla nog een balletje tegen de flat. In de lift omhoog laten de gedachten aan het meisje me niet los. Helemaal vergeten te vragen hoe ze heet. Dat doe ik de volgende keer dan maar. Als ik durf.


Mien

Bewonder luidruchtig en verwonder in stilte

3 reacties

Esther Suzanna · 22 januari 2016 op 17:20

Lief, kwetsbaar en ontroerend. Het eenzame onzekere zoeken naar herkenning, een medestander…

Heel mooi!

Odette · 22 januari 2016 op 17:20

Dapper. Held. Mooi klein geschreven.
Ik had wel getolkt destijds. 🙂

miepske · 23 januari 2016 op 07:21

Met plezier gelezen, mooi. Heb met het kind te doen….

Geef een reactie

Avatar plaatshouder