“Škorpion! Škorpion!” Een bosje kinderstemmen inclusief die van mijn eigen kroost klinkt ineens als een bundel onzichtbare hysterie vanachter de hoek van het schuurtje uit. Drie seconden later stuift het grut te voorschijn, de kreten nu nog luider. Vanuit vijf paar ogen komt één gemeenschappelijke blik. Genotzuchtig griezelen schiet in mijn richting en ik ben meteen besmet. Met sensatiezucht. Ooit vroeg mijn Nederlandse buurvrouw me over schorpioenen. Die zouden hier zitten in de bergen. “Neuh, dat geloof ik niet,” zei ik, “maar ik zal het eens navragen.” Bij schoonmoeder legde ik de vraag neer, die deze doorschoof naar de expert, schoonvader, die ooit zelf als kind in het berghuis had gewoond. Welnee, zei die, en ik was gerustgesteld. Voor het gemak vergat ik dat bij vragen waarop de antwoorden speciale opmerkzaamheid rondom natuur of natuurverschijnselen behoeven mijn schoonvader de uitgelezen persoon is om alles daaromtrent monter te missen. Dat al te makkelijke nee had een waarschuwing moeten zijn.

Ik vlieg naar de plek waar de kinderen het dier hebben gezien, kan het nog steeds niet geloven. “Evo ga!” zegt Nurka, het buurmeisje, daar zit ie! Ik buk me, kijk eens goed en schrik nu pas echt. Een echte schorpioen, en hoewel heel klein, nooit eerder zag ik er een in levende lijve voor me, en dan ook nog in het wild. Zijn prikpuntstaart is minimaal maar daarom niet minder indrukwekkend. Ik kan er niet omheen.

Ik vlieg terug het huis in, neem een leeg plastic emmertje en iets om het beestje mee erin te wippen. Vastpakken is uitgesloten. Ik heb een heilig ontzag voor dit soort dieren. In hen huist de herinnering aan een eindeloos ver verleden van primitiviteit, van oog om oog en tand om tand, van instinct, een tijd dat intuïtie nog niet geboren was. Keer op keer besef ik weer dat onze plek hier in de bergen eigenlijk gestolen is van haar oorspronkelijke bewoners, die dus met de bouw van elk nieuw huis – en er wordt hier de laatste jaren flink gebouwd – verder verdreven worden uit hun natuurlijke habitat van rotsspelonken en kreupelhout. Noodgedwongen naderen zij nog dichter dan hun toch al lief was een van hun grootste vijanden: de mens. Niet alleen meer giftige adders in de tuin, maar nu dus ook schorpioenen. En toch, toch geeft hun aanwezigheid net dat stukje schaduw aan wat anders een te zonovergoten werkelijkheid zou zijn. Behoedzaam zijn met waar je je voeten zet, voorzichtigheid betrachten in de manier waarop je je tot de verwilderde tuin verhoudt, het scherpt het bewustzijn en versterkt het gevoel van kwetsbare waarde van deze plek. De schoonheid is niet vanzelfsprekend, in het lieflijke schuurt het ruwe. Verrukking wordt verzwaard met ontzag, het onontbeerlijke ingrediënt van mijn genieten.

In het bakje gedraagt zich de schorpioen naar zijn sterrenbeeld: uiterst beheerst, de agressiviteit een ingehouden belofte. Af en toe doet hij een poging om langs de plastic wand omhoog te klimmen maar als dat niet lukt probeert hij het niet langer. Hij wacht, geduldig en stil. Ik wandel met het emmertje naar het eerste veld zonder huizen dat ik tegenkom, en dat is nog best een eind lopen. Toen mijn schoonvader hier woonde was bijna alles nog groen, maar we zijn inmiddels zeventig jaren en vele huizen verder. Die jongen van toen zal de oude man van nu nooit meer inhalen. Ik schud mijn emmertje uit langs een naar beneden glooiend veld waar het gras een meter hoog staat. Een donker vlekje schiet met een boog door de lucht. Het valt tussen de halmen als in de muil van een groen monster.

Categorieën: VEC

8 reacties

SIMBA · 1 augustus 2008 op 08:50

Wat een dappere actie, ik weet niet of ik dat zou durven, maar de schorpioen is gered!
Fijn om je weer te lezen!

Dees · 1 augustus 2008 op 11:14

[quote]Genotzuchtig griezelen schiet in mijn richting en ik ben meteen besmet. [/quote]

En ik ook door zo’n zin… Ik vraag me af hoe je de Š uitspreekt, als ‘sj’? Want dat maakt het nog genotzuchtiger griezelen. Mooi hoor Anne, ik heb niet zoveel met astrologie, dus dat stukje had er wmb uitgekund en is het niet andersom dat het sterrenbeeld zich gedraagt naar het dier? Maar ach… voor anderen zal dat juist weer added value zijn. Ik zal hem deze maand vast nog wel eens genotzuchtig griezelend herlezen.

WritersBlocq · 1 augustus 2008 op 18:21

Ohhhh Anne hij is weer zó mooi! Ik heb er beeld en geluid bij. Deze zin
[quote]Het valt tussen de halmen als in de muil van een groen monster.
[/quote] is weer zo puur hè.

Dikke kus – en ik laat je leven na deze prachtige daad – van een echte Scorpio.

arta · 1 augustus 2008 op 20:32

[quote]Die jongen van toen zal de oude man van nu nooit meer inhalen. [/quote]
Deze quote sprong er voor mij uit.
Een heel bijzonder stukje, erg mooi!
🙂

Ma3anne · 2 augustus 2008 op 10:41

En zo kunnen we blijven quoten:
[quote]Een bosje kinderstemmen inclusief die van mijn eigen kroost klinkt ineens als een bundel onzichtbare hysterie… [/quote]
[quote]In hen huist de herinnering aan een eindeloos ver verleden van primitiviteit, van oog om oog en tand om tand,…[/quote]

Dit soort prachtige zinnen maakt het, dat ik jouw columns altijd lees en herlees, omdat ik niets wil missen. 😉

weathergir · 4 augustus 2008 op 20:59

Fieuw… ternauwernood de spanning overleefd. Wat mooi geschreven, zeg!

Als ik een sprinkhaan moet vangen, gooi ik hem met emmertje en al weg… is dat een probleem? 😀

pally · 19 augustus 2008 op 21:32

Ha Anne,
Een late reactie wegens vakantie, maar ik ben blij dat ik je stukje niet gemist heb. Prachtig, vooral door de manier waarop je dit tafereel verwoordt en het dagelijkse boven ‘gewoon’ uittilt. Als in de goede italiaanse films, waar leven op het platteland een magische glans krijgt door de beelden. Zo ga jij met taal om. geweldig,

groet van Pally

Mup · 28 augustus 2008 op 15:22

Ik volg pally’s reactie. Op de italiaanse films na, daar ben ik niet zo in thuis:-)

Groet Mup.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder