In de koelkast van wat blijkbaar de personeelskantine is, ligt niet veel soeps. Kaasplakken in cellofaan, kuipjes smeerkaas, en –worst, melk en vooral veel medicatie die blijkbaar koel bewaard moet worden. Met van de honger trillende handen ruk ik het plastic van het enige eetbare en neem een grote hap uit de jong belegen kaasplakken, en spoel het weg met melk. Met het pak melk tussen mijn benen geklemd, probeer ik met één hand de rolstoel vooruit te krijgen. Dat lukt dus niet. Kauwend, en met het pak kaas op schoot, rol ik mezelf door de gangen. Nu mijn eerste honger is gestild, dringt de waanzin van de situatie weer door. Ik moet iemand bellen? Mijn ouders?

Ik zie een deur waar een metalen bordje met ‘kantoor’ op staat. Tot nu toe ben ik niemand tegengekomen, en ik trek de klink naar beneden. Door een flinke duw zwaait de deur open; niet op slot gelukkig. Door mijn onhandige positie flikkert het pak melk op de grond. Shit! Midden in de gang. Met mijn goede voet probeer ik het pak melk het kantoor binnen te schuiven. Een pijnscheut straalt als een bliksemschicht door mijn ‘foute been’ maar ik verbijt de pijn. Ik moet iemand bellen. Met veel moeite lukt het me het pak melk naar binnen te schuiven, en de deur achter me te sluiten. Op de tast voel ik de schakelaar naast de deur en het licht gaat aan. Op een metalen bureau staat een zeer futuristisch ogende telefoon, en een soort platte zwarte doos.
Ik grijp de hoorn, maar zie geen draaischijf. Vanuit de rolstoel kan ik niet goed zien wat ik nu moet doen. Het toestel doet het wel. De schelle pieptoon dringt mijn schedel binnen, waardoor ik weer die pijnscheut voel. Mijn linkerbeen reageert, en begint spastisch te trillen. Mijn hand grijpt automatisch naar mijn voorhoofd, waar de pijn als een soort drilboor tekeer gaat.
Achter mijn van pijn gesloten oogleden dansen rode vlekken, en flarden spiraalvormige mist. Een beeld doemt op, maar ik krijg het niet scherp. Vaag herken ik de gezichten van mijn vrienden; ik ben in een donkere ruimte met de verschaalde geur van bier en sigaretten…
De pijn zakt weg en de beelden vervagen. Ik open mijn ogen en ben weer in het kantoor. Wat was dat? Wat is er met mijn hoofd aan de hand?

‘Kom op, bellen!’ zeg ik hardop, als een soort geruststelling. Mijn stem is me nog steeds vreemd, maar het begint al iets te wennen. Het zal wel met het ongeluk te maken hebben, waar die Rachel het over had. Ik hijs mezelf omhoog, en leun op het bureau om beter zicht te krijgen op de knoppen van het toestel. Met mijn goede voet steun ik bij en ik leg de hoorn neer. Ik toets mijn huisnummer. Er gebeurt niks. Er zitten zoveel knoppen op, en op één staat ‘out’. ‘Oké Peet, out is uit. Misschien die eerst?’ Ik druk op out en toets nog een keer het nummer van mijn ouders, pak de hoorn weer op en luister. Hij gaat over.
Na tien keer overgaan dringt het tot me door dat het midden in de nacht is. Jammer dan, dit is nood, denk ik.
Na een eeuwigheid, wordt er opgenomen. ‘Met Van Loon,’ snauwt een mannenstem.
Ik schrik. Wat doet een vreemde vent midden in de nacht bij mijn ouders? ‘Wie bent u? Ik wil mijn vader spreken,’ haspel ik.
‘en wie mag jij dan wel zijn, weet je wel hoe laat het is!’ roept de man kwaad. Zijn doordringende stem zorgt voor dat nare gevoel in mijn hoofd, en ik houd de hoorn iets van mij af. ‘Peter van Zanten en ik wil mijn ouders spreken. Dit is toch Lijsterbeslaan 13, nummer 070 7778900?’
‘Je zit verkeerd. Het is het goede nummer, maar je spreekt met Van Loon en het adres klopt niet.’
De telefoon wordt aan de andere kant erop gegooid en verbijsterd staar ik naar de hoorn.
Wat is dit! Kwaad toets ik nog een keer het nummer in. Na vijf keer overgaan wordt de telefoon opgenomen. ‘Ja?’
‘Luister eens, ik weet niet waar u mee bezig bent, maar ik wil mijn ouders spreken. Hans en Louise van Zanten. Het is een noodsituatie!’ schreeuw ik in de hoorn.
‘Bent u niet goed ofzo, ER WOONT HIER GEEN VAN ZANTEN!’ schreeuwt dezelfde man van daarnet en gooit weer de hoorn erop.
Verslagen zak ik terug in de rolstoel. Wiens nummer heb ik nog meer? Die van mijn vrienden weet ik niet uit mijn hoofd. Brigit? Kan ik haar op dit tijdstip bellen? Haar ouders zullen razend zijn, maar ik heb geen keus. Dit is een waanzinnige toestand.
Ik hijs mezelf weer omhoog, en toets het telefoonnummer van Brigit in. Ik heb haar zo vaak gebeld, dat ik het nummer godzijdank uit mijn hoofd ken. Mijn hartslag gaat als een razende tekeer, en het angstzweet doet mijn shirt aan mijn rug plakken. Ik moet iemand spreken die mij kent, anders word ik gek. Na tien keer overgaan wordt de telefoon opgenomen.
‘Met Brigit…’
Een vrouwenstem. Haar moeder?
‘Spreek ik met Brigit de Koning?’ Mijn stem trilt.
‘Ja, daar spreekt u mee? Met wie spreek ik? Het is midden in de nacht…’ zegt de vrouw nors.
‘Met Peter! Je moet me helpen, er is iets idioots aan de hand!’
‘Peter? Welke Peter?’
‘Peter van Zanten! Jezus, Brigit, doe niet zo stom! Ik zit in de problemen…’ snauw ik.
Het blijft stil aan de andere kant. Ik hoor haar ademhaling, die zwaar en raspend klinkt.
‘Brigit, toe nou? Ben je kwaad ofzo?’ vraag ik wanhopig. Wat reageert ze raar.
‘Dat kun je wel zeggen ja, ben jij nou helemaal belazerd om na al die jaren mij nog te bellen! Enge freak!’ schreeuwt ze. Een pijnscheut schiet door mijn hersenpan, maar ik verman me.
‘Ik weet niet waarom je zo boos bent maar je moet naar me luisteren,’ ratel ik snel, voordat ze de hoorn er oplegt; net als die vent. ‘Ik zit in een soort ziekenhuis, en ze houden me vast. Ik weet niet meer hoe ik hier ben gekomen, en waarom. Je bent de enige die mij kan helpen!’
Het blijft stil aan de andere kant. Dan hoor ik een klik. Ze heeft de verbinding verbroken.


Esther Suzanna

Ik schrijf omdat ik het niet laten kan op https://www.facebook.com/esthersuzanna/ en http://suzannaesther.nl/

2 reacties

Lianne · 11 juli 2018 op 09:54

Het is zo gaaf om samen met jou het verhaal te laten groeien.

Door het gebrek aan reacties vraag ik me toch een beetje af, of we ‘de lezer’ zijn kwijtgeraakt. Wij weten waar het heen gaat, hoe het plot (zo ongeveer) in elkaar zit, maar de lezer niet. Blijft het te vaag om te boeien? Is het te ingewikkeld? Is het …?
Een open vraag, ik hoop op een open antwoord. 🙂
#leerproces

Esther Suzanna · 11 juli 2018 op 12:56

Ik denk dat het ’te lang’ is. Die klacht krijg ik soms over mijn stukken op FB… ‘lappen tekst…’ 😉
Maar we schrijven gewoon door hoor, ik geloof in dit gave verhaal.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder