Voor de zoveelste keer stak hij zijn kop in de emmer stront die hij zelf had volgescheten.
Dus je hebt al die tijd gelogen, zei ik. Er klonk woede in mijn stem, maar afgezien daarvan voelde ik vooral een diepe verachting. Zijn ogen stonden in een modus die zich ergens tussen vluchten of aanvallen leek te bevinden. Echt, als je me nog even zo aankijkt zweer ik je dat ik je kop eraf ruk, beet ik hem toe. Toen kwam die smekende blik, zijn manier van het passief ondernemen van een laatste reddingspoging: natuurlijk wist hij hoe slecht hij zich tegenover mij had gedragen. Speel geen spelletjes met me, zei ik. Je weet maar al te goed waar we nu zijn beland en wat dit betekent. Ga zitten!

In angstige spanning nam hij plaats in zijn stoel. Ik geef om je, zei hij zwakjes. Ik grijnslachte. De macht die ik op dit moment over hem had was bijna overweldigend. In luttele seconden zou ik hem finaal kunnen breken. Ik wil alles weten, zei ik. En met alles bedoel ik ook echt alles. Aangezien ik al een aantal dingen weet en ik graag zou zien dat je je zo goed mogelijk inleeft denk ik dat het nu het verstandigst is om je kleren uit te trekken en ze aan mij te overhandigen. En dan, vroeg hij. Geloof je echt dat het dan ooit weer goed zal komen tussen ons? Nee, antwoordde ik. Maar dan hoef ik in ieder geval mijn fantasie niet langer de overhand van mijn gedachten te laten nemen. Ik wil je zien kruipen. Dat doe je zo graag toch?

Zijn ogen werden donker. Ik kon niet langer in hem kijken. Leek hij hier van te genieten of was ik mijn realteitsbesef nu echt volkomen verloren? Gewilloos richtte hij zich omhoog, knoopte zijn blouse los, opende zijn riem en liet zijn broek als een vod langs zijn benen zakken. Die riem geef je aan mij, beval ik. Mijn stem klonk zelfverzekerd en snijdend, zoals ik die alleen bij verhitte discussies aannam. Als een kleine schooljongen die zich bij de conrector moest melden overhandigde hij mij zijn riem. Verborgen verontwaardigd nam ik hem aan. En nu? Vroeg hij. Als dit jouw defnitie van ‘uitkleden’ is geloof ik dat je niet goed genoeg bent afgericht. Ik zie een onderbroek en ik zie sokken. Uitdoen. Omstebeurt balancerend op een been trok hij zijn sokken uit. Aarzelend deed hij vervolgens ook zijn onderbroek omlaag. En toen wist ik het zeker: hij genoot hiervan. En dan bedoel ik niet zomaar ‘genieten’. Nee, dit was een sidderend en smekend verlangen. Een ultieme natte droom: zijn altijd zo goed verborgen wens om ondergeschikt te zijn.

Heel even voelde ik me misselijk worden. Was dit dezelfde persoon met wie ik al die jaren was samen geweest? Wilde ik dat hij dit was? Kon ik de waarheid aan?
Hoe ver gingen jullie, vroeg ik. Ongemakkelijk staarde hij me aan.
Dreigend gleed ik zijn riem tussen mijn vingers. Sla me maar, zei hij.
Ik verdien het om geslagen te worden.
Alsof alles zich vertraagde nam ik drie stappen vooruit en hief de riem. Met een gulzige blik draaide hij zich om en ging op zijn knieën zitten. En toen wist ik het: degene voor mij was een vreemde. Iemand die ik niet wilde kennen, en nee, als dit hetgeen was wat hij de afgelopen drie maanden met een andere vreemdeling had gedaan, dan kon ik de waarheid niet aan.

Kleed je aan, zei ik koud. Sta op, kleed je aan en ga weg. Ik kan het niet. Ik wil deze rol niet spelen. En ik geloof dat je iemand hebt gevonden met wie je dit toneelstuk veel beter kunt uitvoeren.

Verslagen stond hij op en reikte naar zijn onderbroek. De wereld rondom hem leek plotseling zo vervuld van perversiteiten dat ik nauwelijks nog kon ademhalen. En toen hij pal voor me kwam staan en zijn lippen tegen de mijne drukte kreeg ik geen lucht meer. Ik stikte.

Even moest ik denken aan vroeger. Onze gezamenlijke jeugdjaren, de vriendschap van onze lichamen, maar bovenal aan zijn bekentenissen: het misbruik van zijn vader, de afranselingen, de striemen, de eindeloze scheldpartijen.

Ik zou je nooit pijn doet, had ik hem meerdere malen gezegd. En nu. Nu vroeg hij erom. Als een verslaafde die tegen beter weten in de spuit in zijn aderen zet. Hij had het nodig. Hij ging er naar op zoek. En hij liet het zelfs zo ver komen dat ik erachter kwam. Opzettelijk.

Het spijt me, zei ik. En dat meende ik. Het speet me dat ik hem niet kon helpen. Het speet me dat ik de waarheid niet aankon. Maar wat me niet speet was dat ik weigerde om het rollenspel waaraan hij zo gewend was geraakt in stand te houden. Er bestond geen meesteres aan wie hij zijn ziel op zou kunnen heffen, die hem zou kunnen bevrijden van een loodzwaar verleden. Hij bleef eenzaam, in zichzelf gekapseld en wat het ook was wat hij zocht, het zou nooit genoeg zijn.

Als in een film zag ik hem zich van me verwijderen. De lichten doofden en het publiek bleef muisstil.
‘Taboedoorbrekend’ zeiden de recensies. Maar na slechts één voorstelling werd er door hogerhand besloten om het ook vooral daarbij te laten.

Categorieën: Fictie

5 reacties

arta · 12 juni 2008 op 07:38

[quote] Er bestond geen meesteres aan wie hij zijn ziel op zou kunnen heffen, die hem zou kunnen bevrijden van een loodzwaar verleden. [/quote]
Deze quote sprong er voor mij uit.
Mooi geschreven!:-)

pally · 12 juni 2008 op 10:09

Heftige ,goed geschreven column, Troy, met een prachtige twist aan het eind. :wave:

groet van pally

KawaSutra · 12 juni 2008 op 11:55

[quote]”De wereld is een schouwtoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.”[/quote]
[i][size=xx-small]Joost van den Vondel[/size][/i]

Neuskleuter · 12 juni 2008 op 13:36

Erg meeslepend geschreven, met een verrassend einde. Het stuk kwam helemaal tot leven toen ik het las.

Li · 13 juni 2008 op 13:07

[quote]Even moest ik denken aan vroeger. Onze gezamenlijke jeugdjaren, de vriendschap van onze lichamen, maar bovenal aan zijn bekentenissen: het misbruik van zijn vader, de afranselingen, de striemen, de eindeloze scheldpartijen.[/quote]

Bovenstaande zegt al genoeg.
Ik verwonder me aldoor dat jij in staat bent om haarscherpe scenario’s te schrijven, maar aan de andere kant ontzettend raadselachtig kan zijn.

Li

Geef een reactie

Avatar plaatshouder