Al enkele jaren geleden ben ik op vakantie geweest in de VS. In Richmond, Virginia, om precies te zijn. Ik logeerde bij een internetkennis, en heb dus daadwerkelijk kunnen proeven aan het echte Amerikaanse leven, in plaats van gewoon de toerist uit te hangen. Wat ik gezien heb, heeft vele vooroordelen bevestigd – maar heeft er meer compleet omvergegooid. Het eerste wat ik zag van de VS was Washington DC, door een gat in de bewolking, terwijl de Macdonnell Douglas van NorthWorst Airlines, mij in eersteklas vervoerend (er was te weinig plaats in de tweede!), aanvloog up Dulles International Airport. Ik verwachtte een skyline zoals die van New York, maar wat ik zag … was bomen. Bomen, bomen, en nog eens bomen. En hier en daar een villawijk. In de verte staken de Phallus (het Washington Memorial) en het Capitool uit boven de zee van groen.

Ik werd op Dulles opgewacht door mijn kennis, en de rit naar Richmond ving aan. Een brede betonnen Interstate, met veel gigantische auto’s. Pickups, 4x4s die behalve een bermpje nooit offroad zullen gaan, joekels van vrachtauto’s. En alles op dat zelfde gezapige tempootje, rustig in zijn eigen baan blijvend. Over de afstand van 100km heb ik de zelfde knalrode Redneckbak (een oversized pickup truck met oversized banden) minstens twintig keer langs zien komen – soms haalden wij hem links in, daarna hij ons rechts, afhankelijk van de snelheid van de anderen in de baan waarin gereden wordt.

Aangekomen bij die vriendin thuis, vind ik een mooi houten huis in een bossige buitenwijk van Richmond. Alle huizen zijn van hout, lijkt wel. Maar wat wil je ook anders, met zoveel bos… Ik wordt warmhartig begroet door haar oma, bij wie zij woont. Het is etenstijd, en er wordt aangeschoven. Kentucky fried chicken en fried green tomatoes. Home made! En dat is voor Amerika, land waar in 50% van de gezinnen niemand kan koken, toch heel erg bijzonder!

Een aantal dagen later, op een wandeling door Richmond langs enkele van de vele monumenten van Zuidelijke helden zoals General Lee, zag ik voor het eerst een Amerikaan op een fiets. Een zwarte man, op een wat oude sportief ogende fiets. Hij komt op ons toerijden, en vraagt, half fluisterend: “Wanna buy a bike?” Ik kijk om mij heen, en knijp in mijn arm… Ik ben toch wel in Richmond? Niet in Amsterdam???

En dan discriminatie. Tegenover gehandicapten bestaat dat niet meer daar. Alles, letterlijk ALLES is aangepast voor gehandicapten. Overal zijn rolstoelbanen en braillebordjes. Zelfs “drivethru” flappentappen hebben braille op de toetsen! In de bioscoop zit een spastische kaartjesknipper (uitkijken dat hij niet in je hand knipt!), en in de supermarkt staat bij de kassa een mongooltje van een jaar of 18. “Bayberorblazdig?” “Excuse me?” “Bayber or blazdig?” “Oh! Paper, please!” En ze begint geconcentreerd en zeer vakbekwaam onze boodschappen in papieren zakken te laden.

Maar discriminatie tegenover zwarten, dat bestaat nog steeds, alsof de segregatie nooit is afgelopen. 50% van de bevolking van Richmond is zwart, maar op straat zie je ze niet. Vrijwel overal zie je bijna alleen maar blanken. Waar zijn de zwarten? Die staan op de hoek van de straat, met een bordje “WILL WORK FOR FOOD”. Terwijl in de winkel ernaast (uiteraard bemand door blanken, en bezocht door blanken), een bordje “URGENT: HELP WANTED” hangt. Een vriendin van mijn kennis is door haar ouders uit huis gezet, omdat ze een zwarte vriend had.

En inderdaad. Overal staan knalgele “CAUTION: WET FLOOR” bordjes. Zelfs als de vloer kurkdroog is. Want er zou maar eens een plasje water liggen, en er zou maar eens iemand uitglijden, dan heb je meteen een proces aan je broek. Dat is één vooroordeel dat alleen maar versterkt is. Een ander vooroordeel dat versterkt werd, is dat de VS een land van extremen is. Men is ofwel heel dun, ofwel heel dik. Tussenslag, zegmaar limiet overgewicht zoals ik, bestaat daar niet. Men is of heel arm, of heel rijk. Alles of niets. En als je niets hebt, dan moet je maar harder werken, luie donder.

En dan al dat uiterlijk vertoon. Het hoeft niet mooi te zijn, als het maar status en geld uitstraalt. Zoals goudkleurige merknamen en typenummers achter op auto’s. Foeilelijk, maar het staat duur. Alles lijkt te gaan om de schijn. De uitspraak die mij altijd bij zal blijven, en die de Amerikaanse cultuur het beste samenvat en op vrijwel alle vlakken, inclusief de politiek, toe te passen is, is: “The best that money can buy.”

Amerika. Een heerlijk vakantieland, en als zodanig zeker aan te raden, met een bloedmooie natuurlijke omgeving, en, ten minste in het zuiden, nog redelijk wat vriendelijkheid en gastvrijheid. Maar ik zou er nooit van mijn leven willen wonen…


1 reactie

Jeroen · 27 mei 2003 op 11:46

Fantastisch geschreven. Je hebt de tegenstellingen en opzienbarende zaken mooi uitgelicht, soms met een licht cynische ondertoon (maar dat mag). Ik herken ook veel in je verhaal. Amerika is een fantastisch vakantieland. Het biedt ongelovelijk veel moois (entertainment, landschappen, steden, mensen), waardoor je je er heel lang kunt vermaken. Maar toch… vreemde jongens die Amerikanen. Ik zou er niet snel gaan wonen, want er zijn ook heel veel nadelen aan die way-of-life.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder