Het is maandag, het is middag en ik wee nog na van het weekend. Om twee uur belt mijn neefje op. Mijn neefje is negen en ontzettend slim.
“Daan, kun jij mij msn installeren?” vraagt hij.
“He Mick!” zeg ik. “Alles goed?”
“Ja, hé. Nou, wil je dat dan?”
“Ja, natuurlijk, moat. Ik kom er aan.” Zo slim als hij is, weet hij dat ik alles voor hem doe als hij laat blijken dat zijn grote nicht nog slimmer vind.
Mick is mijn moat; mijn maatje.
Alles wat ik zeg, gelooft hij. Tegen mijn vrienden kijkt hij op, omdat ze keepen bij het hoogste elftal hierin het dorp of motorcrossen op Nederlands niveau. Hij vind het stoer dat hij ze kent, en dat ze hem ook kennen. Dat ze ‘Hé, Mick, moat. Hoe is het?” zeggen als hij bij me thuiskomt.
Dan zegt hij ‘hé’ terug, en weet me later precies te vertellen wie dat was, en wanneer hij die daarvoor voor het laatst heeft gezien.
Hij onthoudt alles.

Zodra ik msn geïnstalleerd heb, wat vrienden van mij heb toegevoegd en wat van zijn klasgenootjes, duurt het niet lang of er iemand on-line.
“Op lijn” zegt mijn kleinere neefje, Micks broertje. “Kijk, Daan. Er is iemand op lijn.”
“Verrek ja, Mot, dat heb je goed gezien.”
Tom heet hij, mijn kleinere neefje. Omdat hij links is, schrijft hij alles in spiegelbeeld en verkeerd om. Hij spelt zijn naam als M-O-T, vandaar dat Tom niet mijn moat, maar mijn mot is.
Dat doet overigens niets af, dat hij mijn maatje niet is.

Lisanne is op lijn; een meisje bij Mick uit de klas dat duidelijk ergens een typecursus heeft meegepikt. Razendsnel rollen er vragen in een hysterisch krullerig, en knalroze lettertype over het scherm.
“Hoe gaat het, Mick?”
“Vond je het vandaag leuk op school?”
“Ik vond het wel koud vandaag. Jij ook?”
Mick, die best wel kan typen, maar tegen zo’n snelle vragenreeks ook niet is opgewassen, antwoord in telegramstijl.
“Goed”
“Ja”
“Ja”
“Waarom staan de letters van het alfabet niet gewoon in volgorde op het toetsenbord?” verzucht hij eens. “Dat is toch veel gemakkelijker?”
Ik kan hem geen ongelijk geven.
Ik zeg: “Ja, eigenlijk is dat veel handiger”
Maar ik beloof hem ook, dat wanneer hij eenmaal typen met tien vingers heeft geleerd, hem deze bestaande volgorde veel gemakkelijker afgaat.
Alles wat hij zegt, gelooft hij, dus dit ook.
Hij moet ook wel, want hij ziet hoe ik blind de letters weet te vinden op het toetsenbord. Dat zegt hij ook vaak als eerste, als hij vriendjes op bezoek krijgt. “Dat is mijn nicht. Die kan heel snel typen zonder naar de letters te kijken.”
En omdat ik iets kan, wat hun moeders niet kunnen, ben ik in de ogen van zijn vriendjes op dat moment even beter dan hun eigen moeder. Zonder ooit een kind gebaard te hebben, ben ik een supermoeder in spe.

Lisanne is nog steeds bezig Mick te ondervragen. Mick leest haar vragen hardop voor, voordat hij ze antwoord. Hij spreekt in lettergrepen.
“Wat. Is. Jou. Top. Pen. IJ. Gen. Luk?”
“Wat bedoeld ze?” vraag ik. “Wat is jouw toppen, wat bedoeld ze daarmee?”
“Wacht even” zegt Mick en hangt met zijn wijsvinger priemend boven het toetenbord om de juiste letters te vinden.
Ik moet lang wachten.
Uiteindelijk staat er dit: “Zeg ik niet. Zeg jij eerst maar.”
Lisanne antwoord terug dat zij het als eerste heeft gevraagd, en dus ook als eerste een antwoord wil.
Mick typt terug dat hij het niet wil zeggen.
Ik begrijp er niets van.
Ik vraag: “Mick, wat bedoeld ze nou?”
“Wat?”
“Met dat toppen. Wat dat toppen is?”
“Weet je dat niet?”
“Nee”
“Echt niet?”
“Ik ben eenentwintig. Ik ben oud, hoor! Ik houd die school-slang niet meer bij tegenwoordig”
“Wat is dat school-slang?”
“Ik eerst. Wat is toppen?”
“Wie je het leukste vind in de klas. Daar maak je een top drie, of een top vier van. En dat is dan je toppen.”
“Dus als ik vraag, wat jouw toppen is, dan vraag ik wie je het leukste vind?”
“Ja. Uit je klas”
“Dat is niet eens een fatsoenlijke Nederlandse zin.”
“Hoe zeiden jullie dat dan vroeger op school?”
“Gewoon. Wie vind je het leukst?”
“Tsss. Wat stom.”

Aan mijn mot vraag ik wat zijn toppen zijn. Ik ben er van overtuigd dat hij geen idee heeft waar ik het over heb. Mot is vijf, hij zal zich vast niet met toppen bezig houden.
“Zeg ik niet” zegt hij.
“Weet je wel wat dat betekend dan?”
“Wie je het leukste vind. Ik vind niemand leuk.”
“Mij dan?”
“Jij zit toch niet bij mij in de klas?”
“Nee. Dat is waar.”

“Daan? Wat is school-slang nou dan?”
Mick onthoudt alles. Bijvoorbeeld dat ik nog niet verteld heb wat school-slang is.
“Dat is de speciale taal die kinderen op school onder elkaar gebruiken.”
“Zoals ‘wat is jouw toppen?”
“Ja”
“Waarom weet je dat allemaal, van dat school-slang?”
“Geen idee.”
“En van dat msn?”
“Weet ik niet.”
“Hmmm, en je kunt ook al zo snel typen…”

Ik draai een shaggie, en kijk naar mijn neefjes die beide achter de computer zitten. Mick achter msn en Mot achter de playstation. Mick heeft lol om Lisanne, Mot om zijn virtuele Tarzan.

“Weet je” zeg ik. “Jullie zijn mijn toppen.”
“Dat kan niet.” Nie-hiet. Zegt Mot. “We zitten niet bij je in de klas”
“Mijn toppers dan”

Het is even stil.

“Daan?”
“Ja?”
“Je bent toch niet verliefd op ons, hè?”

Ik zeg niets. Ik zeg:
“Zeg ik niet. Zeggen jullie maar eerst.”


8 reacties

Liz · 28 januari 2004 op 11:44

Lekker te lezen column.
Zie dit helemaal voor me.

De schoolslang of chat-slang die mijn dochter gebruikt is voor mij vaak niet te volgen.
Als ik haar zie typen, woorden half geschreven of fout gespeld… de haren rijzen me te bergen.
Toch hou ik hoop dat ze de Nederlandse taal ooit eens foutloos gaat schrijven, of zou men de taal gaan aanpassen aan het moderne gebeuren?

Weet niet of ik als ‘oudje’ dat dan nog kan volgen. 🙁

Ik merk Daan dat je heel veel van je neeftjes houdt, houden zo!

Suus · 28 januari 2004 op 12:00

Glimlach op mijn gezicht, de onschuld van kinderen…leuk geschreven.

pepe · 28 januari 2004 op 13:12

Heerlijk die kinderen, en ik moet je zeggen dat ik ook niet wist wat toppen betekende.
Nooit te oud om te leren, ik zal het hier onze kleintjes ook vragen, of is het ’toppen’ streekgebonden?

leuk geschreven 😛

deZwarteRidder · 28 januari 2004 op 13:22

leuke column….
tsja kinder /school taal het is net als op wie ben je ?
ik ben op hem/haar..
verkering hebben met..’
maar ja verkering is een stom woord….;-)
Rich@Rd

Eftee · 28 januari 2004 op 13:42

Die “onder elkaar taal” ken ik ook nog niet zo goed. Wel zegt m’n zoon vaak “vet-gaaf”. De reaktie van ond, dat het schoon is en heel vindt m’n zoon weer helemaal niks. Met z’n PDD-NOS heeft hij al moeite gewone spreektaal te snappen. Ik hoop dat hij die “onder elkaar taal” snapt als dat verder uit gaat breiden.
Dat laatste vond ik het leukste Daan:
[quote]“Daan?”
“Ja?”
“Je bent toch niet verliefd op ons, hè?”
Ik zeg niets. Ik zeg:
“Zeg ik niet. Zeggen jullie maar eerst.”[/quote]
Hartstikke leuk geschreven!

Mup · 28 januari 2004 op 21:24

Heerlijk herkenbaar,

Groet Mup.

Mosje · 28 januari 2004 op 21:59

Leuk!

chatten of MSN’en levert soms hilarische situaties op. Ik heb er zelf ook wel eens een column over geschreven.

Tasz · 30 januari 2004 op 08:41

Supercolumn, zag het helemaal voor me. Ga vanavond even checken wat de toppen van mijn zoontje van 8 is…

Je eindalinea vond ik echt heel goed, het bracht je column tot een rustpunt, een vragend geheel. Kwam bijna sereen over.

Mijn complimenten.

Tasz

Geef een reactie

Avatar plaatshouder