Wat niet te zeggen?

“Het komt wel goed”.
Zeg dit niet. Houd deze opmerking alsjeblieft voor je, wanneer je me opzoekt. Zeker op dagen waarop ik laat merken dat het niet gaat, dat het een kutdag is en dat ik het helemaal gehad heb met die verbouwing. Echt, op een dag waarop het niet gaat is zo’n opmerking dodelijk voor de vriendchap. Zeg nou zelf: je zegt tegen een zwangere vrouw die groen ziet van de vele kotspartijen in de eerste maanden van haar zwangerschap ook niet dat het allemaal reuze meevalt, terwijl je weet dat de grootste klus –de bevalling- nog moet komen. “Het wordt vast prachtig”.
Mag het, alsjeblieft? En ja, dat hoop ik ook.

“Ik heb het nog zo gezegd.”
Zeg boer of boerin, dit soort dingen kun je denken, maar spreek het in Jezusnaam nooit tegen me uit. Tenzij je misschien stilzwijgend al een tijdje van mijn vriendschap af wilde. Dat kan, dat is mogelijk, dan regelen we dat nu gelijk even. Zo niet: hou je mond en zeg het later, vele maanden later, wanneer je met mij aan een glaasje wijn in mijn dan prachtig opgeknapte luxueuze huiskamer zit. Zeg het niet nu, terwijl ik nog midden in mijn vuurspuwende verbouwingsvulkaan zit. Denk het, schrijf het op een briefje dat je verscheurt, begin voor mijn part een praatgroep met anderen die mij kennen maar zeg het me niet.

“Aan alles komt een eind.”
Natuurlijk komt aan alles een eind. Het is net als met het leven. Maar net zoals in het echte leven weet ik niet wanneer het einde komt. Deze verbouwing is mijn leven. En dus is het precies zo, met dat einde. Wanneer je mij spreekt, zeg dan niet plompverloren dat er een eind aan komt. Erken mijn probleem. Dat is alles wat ik wil. Geef een aai over mn bol, zeg dat je het vervelend vind en eventueel houd je je vingers gekruisd op je rug. Zeg dat het goed komt. Lieg desnoods.

“Wanneer is het klaar?”
Ik weet dat je dat belangstellend bedoeld, maar deze vraag drijft me tot wanhoop. Want ik weet het niet. Laten we dus een ding afspreken: deze vraag bestaat niet meer. Laat het aan mij over om te melden wanneer het in de lijn der verwachting ligt dat ons project klaar zal zijn. Inmiddels bivakkeer ik bijna een half jaar in de troep. Neem van mij aan: als het huis morgen klaar kon zijn, dan was het gisteren klaar. Helaas bestaan er factoren waar ik geen invloed op heb. Weersfactoren, aannemers, timmerlieden, ieder heeft zijn of haar eigen agenda en dat is meestal niet de mijne.

“Het is me wat.”
Dat is het zeker. Het is verschrikkelijk. Voor het eerst in vijf maanden zit ik er compleet doorheen. Aan de tunnel lijkt geen eind te komen, ter plekke wordt ie steeds langer. Ik ben zo ontzettend en verschrikkelijk klaar met die verbouwing, terwijl het huis zelf dat natuurlijk niet is. Tot voor kort probeerde ik vrolijk te blijven, zag ik er een uitdaging in wanneer iets mislukte en probeerde ik het met wat humor opnieuw. Dit keer lukt het niet, is de koek op en de verf daarentegen nog lang niet.

“Wat te mooi lijkt, is ook vaak zo”.
Dat wil ik niet weten en ik wil het niet horen ook. Voor de eerste keer in mijn leven heb ik iets van de televisiereclame besteld, een verfhulp. Na twee weken voorstrijken en houten latten gronden, zijn mijn polsspieren, mijn nek en mijn rug aan gort geverfd. Een gemakkelijke verfhulp van de tv-reclame leek de oplossing. Na een week van verschillende e-mailtjes versturen en telefoontjes plegen had ik het voor elkaar gekregen dat het spul vandaag eindelijk werd bezorgd. Ik moest er wel een dag voor thuisblijven. Een dagje uit met pubermans zat er dus –weer- niet in. Niet dat ik het laatste halfjaar een leuke moeder ben in kindervakanties; het huis gaat immers voor.

Eenmaal uitgepakt wilde het verfwieltje niet en de verf ging met het sponsje tergend langzaam en zeer zwaar op de muur. Na drie slagen wilde mijn pols niet meer meedoen en na een kwartier sloeg mijn humeur op zwart. Een vakantiedag naar de vaantjes. Nee, tuurlijk joh, helemaal niet vervelend, maar het geval wil dat als deze week voorbij is dat mijn dagen geteld zijn. Mijn vakantiedagen, wel te verstaan.

“Je moet (een dagje) rust nemen. Daar knap je vast van op”.
Lieve vrienden, familie, lezers, het woord rust komt –tot het huis af is- niet in mijn bouwbijbel voor. Dat is niet goed, dat weet ik en toch is het zo. Dat is fout, ook dat weet ik, maar laat mij mijn eigen fouten maken zoals ik een ander ook zijn of haar fouten laat maken. Geef je missie om mij te laten rusten op, dan kunnen we vrolijk verder.

Vertel mij niets over rust. Het is de derde schoolvakantie dat ik geen leuke gezellige moeder voor pubermans kan zijn en de hele dag loop te snauwen en te grauwen. Een andere vakantie zit er niet in, doordat ik bepaalde gezinsleden moeilijk kan achterlaten in een woonschuur die de helft van de tijd niet functioneert doordat het woongedeelte onderloopt met water, wanneer het regent. En het regent dit jaar verdacht veel, moet ik zeggen.

“Slaap er een nachtje over”
Deze klinkt tot nog toe nog het meest redelijk. Als ik dat nu gewoon eens doe? Morgen is het vast weer over, schijnt de zon en lukt het vast wel. Laat mij erin geloven. Laat me geloven. Ik geloof het.
Bijna.


Odette

Overtuigd twijfelaar. Boetseert woordjes tot sprekende beelden.

5 reacties

Libelle · 16 december 2011 op 12:21

Jeetje, die verbouwing!
Je zult toch als schrijver niet genoeg verdienen om het uit te besteden.

pally · 17 december 2011 op 10:53

Ha Ont, wat een heerlijke litanie van klagen en mopperen. En je snapt wel, ik ga je geen aanmoedigende woorden geven, want dan komen mijn woorden er ook nog bij in deze rij. Dus zeg ik maar troostend: wat een klotenzooi, Ont! 😀

groet van Pally

Ontwikkeling · 17 december 2011 op 21:39

Het voelde ook zo heerlijk om t ns op te schrijven 😀

sylvia1 · 18 december 2011 op 18:33

Ik weet er nog een: ‘als je later je betonsprookjes leest dan kun je zó lachen om dit stuk’. (mag die wel? Ik proef er toch ook humor in, gelukkig 😉 )

arta · 18 december 2011 op 18:44

*Geeft een dikke knuffel*

Geef een reactie

Avatar plaatshouder