Sinds de zomer ben ik ervoor gevallen. Of eigenlijk ben ik erin gestapt. Onwennig maar na twee keer raakte ik hopeloos verliefd, verkocht en verknocht.

De eerste keer kwam ik er met gekneusde knieën en beurse dijen uit, zo ontzettend had mijn best gedaan om niet om te vallen. Mijn lijf raakte verkrampt maar mijn missie was geslaagd: ik was niet omgevallen.

De tweede keer ging het beter, al dacht ik na een kwartier al aan omkeren, aanleggen en nooit meer instappen. Wat een gedoe en een gewiebel. Om nog niet te spreken over de onmogelijkheid om het gevaarte te besturen. Vier keer rechts peddelen en dan nog niet links af willen slaan. Mijn hersenhelften raakten ervan in de war.

Toch begon het kanovaren te kriebelen. En dus zocht ik ineens op marktplaats naar kano’s met een roertje. Ik vond er een. Een oudje maar nog in prima staat. In de waterige Wormer, het bootje was van een voormalig kanokampioen geweest. Volgens de advertentie en de overlevering. Aangezien ik val voor dit soort verhalen was de koop gauw gesloten en bonden we mijn boot op het dak van Lange Frans, die  we te leen hadden in verband met de eeuwige kuren van onze Anders.

De kano ging mee op vakantie. Het had wel wat om met Lange Frans dwars door Parijs te toeren met twee kano’s bovenop zijn open dakje. De camping in die wij terugkerend bezoeken ligt in de Limousin, aan een redelijk groot meer dus dagelijks oefenen zou qua aanwezigheid van water geen problemen opleveren.

Waar ik normaal gesproken sportieve beloftes aan mezelf breek alsof het aardewerken koffiekopjes zijn verbaasde ik mezelf door elke vakantiedag even in mijn kano te kruipen en een rondje over het meer te varen. Na een week volgde reeds de beloning: vijfhonderd meter achter elkaar peddelen zonder hijgend te hoeven stoppen.

Mijn zoon, zelf al enkele jaren fanatiek kanovaarder, toonde zich een geboren coach en leerde mij wat trucjes uit het vak. Per keer voelde ik me groeien, behendiger worden. Na drie weken kanokampvakantie  leverden de vijf kilometer in de avondmarathon mij in augustus 2015 nauwelijks problemen op, behalve dat ik niet als laatste wilde eindigen.

Als test heb ik in november tien kilometer gevaren. Want eigenlijk wil ik binnenkort meedoen aan de plaatselijke kanomarathon. Voor vrouwen en kinderen bedraagt deze tocht vijftien kilometers. Met een overdracht moment, noemt het een soort kanoklûnen. Boot uit het water tillen, een stukje lopen met je boot in de hand en vervolgens verderop de boot weer te water laten en verder varen.

Een gek plan? Jazeker. Hysterisch? Absoluut. Maar ik wil het. Al denken mijn winterse lui geraakte bi- en triceps daar inmiddels anders over dan een maandje of wat geleden. Ergens in mijn hoofd heeft zich een overtuiging genesteld dat ik het kan.


Odette

Overtuigd twijfelaar. Boetseert woordjes tot sprekende beelden.

3 reacties

Mien · 12 februari 2016 op 07:28

Leuk stukje. Ben je naast watervrouw ook waterman? Dat maakt de titel dan weer extra leuk.
Er zitten wat slordigheden in je stukje. Lees de column hardop voor, dan haal je dat eruit.
Neem bijvoorbeeld de eerste zin van de tweede alinea.
‘Ik’ vergeten en de eerste ‘om’ kan weg.

Esther Suzanna · 12 februari 2016 op 12:48

Wat een leuk origineel begin! En alweer zo virtuoos geschreven. Mooi en stoer. 😉

troubadour · 12 februari 2016 op 13:22

Lekker fris en onderhoudend geschreven. Futiliteiten zie ik dan niet eens..

Geef een reactie

Avatar plaatshouder