Het is zondag, een uur of twee ’s middags. Hand in hand lopen we door een lange laan waarin parmantig mooie bomen staan. Rechts en links van ons liggen verschillende uitgestrekte grasvelden; het zijn de voetbalvelden die hij zo goed kent. Er hangt een gemoedelijk sfeertje. Het zonnetje schijnt zo nu en dan en de aanmoedigingen vanaf de zijkant van de velden of het gefluit van de scheidsrechters verstoren de zondagse rust totaal niet. We praten niet -de tijd van ongemakkelijke stiltes ligt al ver achter ons- en heerlijk ontspannen lopen we de laan in. Ik weet hoe hij over voetbal denkt. Het is een deel van zijn leven en telkens als hij erover praat verschijnt er een bepaald soort twinkeling in zijn ogen. Een gevoel van weemoed, bedenk ik me dan. Ik weet dat het diep zit. Helaas kan hij zijn gedachtes over voetbal met mij niet zo goed delen; naast dat ik hem als voetballend jochie niet heb meegemaakt is mijn liefde voor voetbal net zo groot als mijn liefde voor een ouwe lap stof. Vrij klein dus. Daar kan ik niks aan doen want ik heb er gewoon niets mee. Ik doe soms mijn best wel om belangstellend te zijn, maar verder dan mijn gevoel van trots uitspreken over die keren dat ik hem zag zaalvoetballen, kom ik niet. Hij heeft zijn drang mij proberen enthousiast te maken voor dit spel dus al een tijdje opgegeven en praat er meestal niet met mij over, dit heeft toch geen zin.

We lopen langs de voetbalclub waar hij zijn hele jeugd heeft doorgebracht. Ik zie hem kijken en ik zou graag in zijn gedachten willen kruipen. Mist hij het? Denkt hij terug aan vroeger, toen alles nog goed en onbezorgd was? Hij heeft echt al lang niet gevoetbald. Een schuldgevoel kruipt bij me naar boven en ik vraag me af of ik niet meer geïnteresseerd moet zijn in zijn passie. Ben ik schuldig aan het feit dat hij niet meer voetbalt? Ik heb hem de laatste jaren wel erg opgeslokt met mijn overweldigende gevoel van liefde die ik vol overgave op hem gestort heb.
Mijn gedachten worden onderbroken door een zacht knijpje in mijn hand. ‘Hier ligt een groot deel van mijn jeugd, Roos. Ik voel me vrij als ik hier loop en mijn herinneringen kan delen met deze plek’.

Ik kijk hem aan en krijg een brok in mijn keel. In een flits zie ik dat voetballende jongetje voor me. Ik voel een mengeling van jaloezie en pure verliefdheid. Een paar seconde razen de vlinders als gekken door mijn buik. Jaloers op de mensen die hem wel gekend hebben als voetballend klein jongetje, jaloers omdat ik dat ook had gewild. Verliefd omdat ik hem en zijn liefde voor voetbal ineens lijk te begrijpen, verliefd omdat ik hem nu ken en hem voor altijd wil leren kennen. Door en door.

Ik beantwoord hem door hem zachtjes in zijn hand terug te knijpen en zwijgend lopen we verder. Ik hoef niets te zeggen, het is goed zo.

Categorieën: Sport

9 reacties

Eddy Kielema · 15 april 2007 op 10:44

Wat mij betreft kan dit verhaal zo in Hard Gras, het literaire voetbaltijdschrift!

Dees · 15 april 2007 op 12:26

Prachtig! :wave:

KawaSutra · 15 april 2007 op 13:55

Helemaal goed, dit verhaal. Eerlijk en oprecht.

pally · 15 april 2007 op 15:45

Mooi, eerlijk verhaal!

axelle · 15 april 2007 op 19:51

very very very nice!!! 😉

Axelle

Mup · 15 april 2007 op 20:54

De mengeling van jaloezie en pure verliefdheid, erg mooi verwoord,

Groet Mup.

Rose · 16 april 2007 op 06:26

Bedankt allemaal, voor de goede reacties!

🙂

Eddy Kielema · 16 april 2007 op 13:38

Je kan in een paar woorden omschrijven wat liefde is. Dat is iets wat bijna niemand lukt op CX. Bijzonder knappe prestatie dus!

delta75 · 16 april 2007 op 22:29

Hiermee heb je wel gescoord ja! :lach:

Geef een reactie

Avatar plaatshouder