Zijn handen beginnen te gloeien zodra hij haar aanraakt. Zij, de dame in kristalglas. De waternimf, traag zwemmend in een zee van verleiding. Ze lacht. Het groene uur heeft geslagen. Doezelig keert hij zich van haar weg en fixeert zich op het omlaaggevallen gruis op de tafel. Hij sluit zijn ogen, denkend aan de kapitein van het schip dat met man en muis is gezonken. Geen overlevenden, geen schreeuw, maar een vloedgolf en duizenden vallende sterren. Pijn, zoveel pijn.
Een droom zonder eind.
Een sirene, zingend over zachtgroen satijn.

Sommige mensen dansen alsof hun laatste uur heeft geslagen, als waaierige lichtschijnen staren anderen, de duisternis eindeloos voortstuwend, voor zich uit. En zo gebeurde het dat hij zo nu en dan in het diepste lijden een beeld schrapte, dan weer in de hoogste euforie er één creëerde, en langzaam oploste in een wereld waarin rede en verstand geen rol meer speelden, en hij vrij kon zijn in het zijn van wie hij was: een ziel, een entiteit, een lichtende geest.

Drink en bezwijk.
Koningin van een rijk.
Leef in onderbewustzijn, niets is wat het lijkt.

Met zwart rijkleed en gehuld in een kapmantel stak hij, met grote sprongen langs gemaskerde en uitzinnig bewegende wezens, de scharlakenrode dansvloer over. Daar, in de hoek van de ruimte die hij als een kamer, noch als een buitenplaats kon definiëren, zag hij een meisje, huilend om de dood van een vriend. Hij omhelsde haar, kuste haar betraande gezicht, omhelsde haar wederom, en zag hoe zij voor zijn ogen opgroeide tot de vrouw met wie hij de rest van zijn leven wilde delen.

Een spiegel: dezelfde smalle, langgerekte wangen, hetzelfde rijkleed, dezelfde starende ogen gehuld onder dezelfde zwarte kapmantel.

Zij, de dame in kristalglas. De waternimf, traag zwemmend in een zee van verleiding. Ze lacht. Het groene uur heeft geslagen, en verleden en heden verstrengelen zich.

Doezelig opent hij zijn ogen en voelt hoe een zachte borst loom tegen zijn gezicht aandrukt. Zijn voorhoofd gloeit en zijn maag brandt van genot.

Bloemen vallen als sterren omlaag…

[i]Je frisse parfum onthutst me,
en in je opaal, zie ik als door een geopende deur,
hemelrijken ooit bewoond.
Wat geeft het, ô toevlucht der verdoemden,
dat je een gedroomd paradijs bent,
zolang je maar mijn verlangens vult.
en als je me, alvorens ik aanmeer in de haven,
het leven leert verdragen,
door me te wennen aan de dood.[/i]

Categorieën: Fictie

6 reacties

KawaSutra · 10 november 2006 op 13:02

Wonderbaarlijk mooi geschreven, d.w.z. door de bril van een gewone sterveling bekeken.
Zou zo’n drankje ook helpen bij het schrijven van een column? 😛

Estrella · 10 november 2006 op 14:49

Wauw…Dit soort columns mag ik graag lezen, prachtig!

pally · 10 november 2006 op 15:15

Hoewel ik het twee keer heb geprobeerd kan ik me niet echt laten meenemen door jouw colum. Ik weet niet precies waar dat aan ligt.
Ik weet wel dat ik me stoorde aan het woord ‘kapmantel’.
Ik voelde me daarmee op het verkeerde been gezet: Was het toch komisch bedoeld? nee…
Afijn, het heeft me wel beziggehouden. 😮

Li · 10 november 2006 op 21:03

Mooie ode aan De Groene Fee.
Fijn dat je het gedicht van Raoul Ponchon vertaalt. Mijn Frans is bar slecht.

Li

Dees · 11 november 2006 op 10:51

Het gedicht overtreft het geschrevene en feitelijk is dat jammer. Zonder het gedicht had ik meer van het stuk kunnen genieten. Of liegver; het gedicht eerst, jouw stuk daarna (zoals de volgorde ook geweest zal zijn).

Je taalgebruik is rijk en mooi. Misschien wel een beetje veel hier en daar. Mooie vondsten, metaforen, beelden komen beter tot hun recht in eenvoudige omkadering. Zie bijvoorbeeld het gedicht.

Nu is alles mooi en haak ik af en toe af. Net als bij een cabaretvoorstelling waar grap op grap op grap volgt. Er is een grens aan wat je kan internaliseren.

arta · 11 november 2006 op 22:46

Ik sluit me bij Pally aan, kon er ook maar niet inkomen!
🙂

Geef een reactie

Avatar plaatshouder