Blauwe rook verliet de mond van de uitgerangeerde danseres en verspreidde zich tegen het vergeelde plafond. In haar ogen stonden de herinneringen aan vergane glorie, passend bij het vervallen, benevelde café. Ze zou willen dansen, maar haar benen voelden als oud ijzer. Ze was een van God’s vergeten schaakstukken. De koningin van het spel, verslagen door zijn pionnen. Ze neuriede in zichzelf. Er was niemand die haar lied nog kende. De kroegbaas lachte en gaf haar een nieuw glas whisky. Deze was van de zaak. De volgende zou ze krijgen van een oude man, die zijn vergetelheid in de spiegels van haar gebroken ogen hoopte terug te vinden. De nacht was jong, maar zij was oud. Met haar liefde in de bodem van haar halflege glas.

Er was ooit een man; hij was knap net als zij. Op een heldere nacht vonden zij elkaar, na de aftocht van een van haar vele optredens in de glorieuze revue “Mont Martre”. Wekenlang had hij haar gefascineerd staan observeren. Haar vloeiende, heupwiegende, elegante en dan weer bloedgeile bewegingen brachten hem in vervoering. Ze was een mysterie. Ze was een heldin. En ze had benen waar zelfs La Dietrich voor zou buigen. Nadat hij eindelijk de moed had gevonden om haar na het zoveelste spetterende optreden aan te spreken, waren woorden niet meer nodig. Slechts een blik was voldoende voor haar om te weten dat zij haar liefde na vele kortstondige flirts en romances in hem had gevonden.

Maar sprookjes bestaan niet, en als ze bestaan is het meestal maar voor even. De werkelijkheid greep alsnog in en de man stierf een veel te vroege dood, de danseres verloren achterlatend. Met pijn in haar hart moest ook zij in zelf verkozen eenzaamheid de genadeloze wraak van de ouderdom ondergaan. Haar spieren werden stram en de dans werd beëindigd. Maar hoewel ze haar lenigheid verloor, was haar geheugen nog minstens zo rekbaar als zestig jaar geleden.

Stevig omklemde ze haar glas. Haar nagels waren versierd met sporen van rode nagellak en haar rug was gebogen. Maar op het moment dat de pianist de eerste noten van “I cover the waterfront” inzette, rechtte ze haar rug en verscheen en er een vage glimlach rond haar mond. Met haar zachte, doorrookte stem neuriede ze mee op de trage, golvende klanken van de muziek:

“I cover the waterfront. I stare at the sea. For the one I love must soon come back to me..”.

Moeizaam stond ze op en zei de kroegbaas vaarwel. “Tot morgen”, groette hij terug en met rode ogen verliet ze het café onder de begeleiding van de laatste wegstervende klanken.

“De wereld is zo’n lawaaierige plaats, de enige rust die je er nog kunt vinden is op het kerkhof”.

Die nacht zou ze gaan rusten.
Haar geliefde zou op haar wachten.

Categorieën: Verhalen

16 reacties

klungel · 8 juli 2005 op 08:51

Mooi (zacht uitspreken en een beetje rekken :-))

Domicela · 8 juli 2005 op 09:31

Heel mooi (sluit me bij Klungel aan voor de uitspraak). 😥 😥

Raindog · 8 juli 2005 op 09:52

Weer zo’n levensverhaal in een paar zinnen en vrijwel één moment. Erg knap.

WritersBlocq · 8 juli 2005 op 10:21

Mmmmmmoooooiii ja…

Wright · 8 juli 2005 op 10:54

[quote]“I cover the waterfront. I stare at the sea. For the one I love must soon come back to me..”.[/quote]
Billie Holliday…
Met dit nummer op de achtergrond, krijgt deze column voor mij een absolute meerwaarde.
Je meest toegankelijke column tot nu toe,maar even sterk tot de verbeelding sprekend.
Geweldig!!

melady · 8 juli 2005 op 11:31

Twee keer gelezen, twee keer prachtig

Mosje · 8 juli 2005 op 11:33

Prachtig sfeerbeeld, ik zag haar helemaal voor me tijdens het lezen.

Dees · 8 juli 2005 op 11:47

Dit ken ik al, op de een of andere manier. Het beeld in ieder geval. Even denken waar……

Kees Schilder · 8 juli 2005 op 12:27

Prachtig!Wat een gevoel weer

Domicela · 8 juli 2005 op 12:35

[quote]Dit ken ik al, op de een of andere manier. Het beeld in ieder geval. Even denken waar…… [/quote]

Dat gevoel had ik ook een beetje, moest aan een liedje denken over een showmeisje aan de Copacabana …

Li · 8 juli 2005 op 13:52

Prachtig geschreven levenslied…

bert · 8 juli 2005 op 15:43

Van de week heb ik al een column van de maand benoemd, dan doen we er deze maand maar twee. 🙂
Fantastisch geschreven Troy. Je bereikt eenzame hoogten in schrijversland.

Ma3anne · 8 juli 2005 op 20:22

Het vage bekende heb ik ook. Het is natuurlijk geen nieuw gegeven, de uitgerangeerde kleinkunstartiest.
“Hij was maar een clown…”

Toch lees ik dit liever dan dat ik Ben Cramer hoor zingen. 🙂

Troy · 8 juli 2005 op 22:48

Bedankt voor de reacties. Dit verhaal was een poging van mij om voor de verandering eens “toegankelijk” te schrijven. Gezien de reacties ben ik daar in geslaagd. Ik heb bewust voor het cliche “de uitgerangeerde artiest” gekozen omdat zoiets nu eenmaal sterk tot de verbeelding spreekt. Achteraf gezien was dit een leuk experiment, maar toch niet helemaal mijn ding. Een “commerciele” Troy zal niet al te vaak voorkomen…;-)

Louise · 9 juli 2005 op 07:45

Een andere vorm, een andere zinsopbouw. Maar toch zeker te herkennen als een van jou, Troy.
Het sfeertje en de gedachte er omheen denk ik.
Zeker mooi!

KawaSutra · 10 juli 2005 op 20:33

[quote]Achteraf gezien was dit een leuk experiment[/quote]
Blijven experimenteren, Troy, dan ontstaan er hele mooie verhalen.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder