Pepe

“16-jarig meisje verdachte van tientallen inbraken“, toont het krantenartikel onder mijn gepelde mandarijnschilletjes.
“Waar gaat het toch heen met de jeugd”, mompelt het, mij onbekende, fossiel dat noodlottig naast me is komen zitten, terwijl ze luidkeels kauwend haar boterham verwerkt.

De Libelle

“Ik haat de kou. Ik haat het!”.
“Ik kan er niet tegen. De kou! Ik haat het! Aaaahrgg…!!!”.
Dit zijn de gecensureerde gedachten die door mijn hoofd krijsen terwijl ik de piepende trappers van mijn krakende fiets één voor één naar de grond trap. De ijzig koude wind bevriest dat stukje voorhoofd dat nog net niet is bedekt door mijn heerlijk warme mutsje.

Sterk spul

Ik zit languit, onderuit gezakt in mijn blauw, opklapbaar strandstoeltje. Een peuk in mijn rechter-, en een fles, te dure, goedkope wijn in mijn linkerhand. Een warm gevoel van welzijn stroomt door mijn lichaam, eindelijk!

Spiegeling in tijd

Nijntje, ik heb er niks mee, nooit mee gehad ook. Misschien komt dat nog ooit, maar ik verwacht er niet teveel van. Sinds twee maanden ligt ons huis er vol mee. Hij (of is het eigenlijk een zij?) is een graag geziene en gegeven kindervriend, vooral bij de kleintjes lijkt hij het, nog steeds, erg goed te doen.

De laatste traan

De zware schuifdeur slaat dicht met een klap.
“Schiet eens op! Je moet voor drieën met die grafstukken bij de kerk zijn!”, zegt Henk, tikkend met zijn wijsvinger op zijn pols.
“Jahaa! Ik moet de adressenlijst toch hebben, of niet dan?!”, roep ik geïrriteerd terwijl het schelle geluid van de telefoon mijn irritatie, bij elke klank, vergroot.
“Daar schele, bij de fax, voor je neus!”, roept Henk vanuit de werkplaats.
“Ja, ja, ik zie hem al!”.