Algemeen
Ooit was niet nu
‘Tot ziens’, was alles wat hij zei. Hij bleef zelfs niet nog even staan om te kijken of er geen krokodillen, wolven en seksbeluste mannen te bespeuren waren op weg naar de voordeur, hij draaide zich gewoon om. Al was ik lucht. Ik hoor mezelf vragen of er na vandaag nog een morgen voor ons komt. Tussen het spreken van de stilte wringt zich een hand om mijn nek. ‘Tu n’as que mon cœur, meisje, vergeet dat niet.’