Schoenjaren

Twaalf of dertien was ik en vroeg in het voorjaar kregen we, zoals altijd, nieuwe kleren. Ze werden voor ons, de kinderen, bij postorderbedrijf Bertels besteld. We mochten ze nooit zelf uitzoeken.
Dat was wel jammer, maar eigenlijk dacht ik daar niet zo bewust over na.

Kruidenier

Dat woord is uit de tijd. Ja, ik weet het. Maar toch, hier past het. Je zult het zien.
Stel je zo’n ouderwetse weegschaal voor en een winkelier die voorzichtig met twee vingers nog een paar erwtjes weghaalt om precies op het juiste gewicht te komen dat je betaalt. Zo wil ik het absoluut, absoluut niet. Toch zijn er soms lichte symptomen van aanwezig.

Tik

Er komt een bepaald onderwerp naar boven, niet een keer, maar herhalend. Het zeurt om aandacht. Het blijft doorzeuren als ik er niks mee doe. Dus ik ga zuchtend en mopperend achter mijn toetsenbord zitten. ‘Nou, kom op dan met je idee, laat zien wat je zo belangrijk vindt dat het opgetikt moet worden’, brom ik enigszins geïrriteerd tegen mezelf. Oké, twee beginzinnen verschijnen snel op het scherm. En nu? Wat verder?

Deurknop

Het begint mij de laatste tijd op te vallen. Iemand is een hele middag of avond op bezoek geweest. Allerlei onderwerpen zijn ter tafel gebracht. Hij of zij neemt afscheid en bedankt. Heeft de deurknop al vast en zegt dan opeens:’ Ik heb hele grote zorgen. Het gaat zò slecht met mijn broer, hij heeft zelfmoordneigingen’. Het gesprek duurt staand wel een kwartier of langer, maar het is veel intensiever dan toen we nog zaten.

Zieielig!

Soms kan ik echt met mensen te doen hebben, maar het moet wel te behappen zijn. Bij een opeenstapeling van zieligheden gaat mijn meegevoel ervandoor. Nog erger, het begint op mijn lachspieren te werken. Misschien een ingebouwde afweer. Dat geldt overigens ook voor mijn eigen narigheden. Eén tegelijk, graag. Dan alleen kan ik in eerlijke diepe droefheid vervallen.