Snoeihard

De provinciale weg, normaliter ver van mijn oog, is opeens dichterbij gekomen. Auto’s lijken vlak langs onze boomgaard te scheren. Bij de fietsenzaak van ‘Henk’ in de verte, waar anders nauwelijks een glimmertje van waar te nemen valt, kan ik bij wijze van spreken vanuit het keukenraam een nieuw rijwiel met verende vork uitzoeken. Kaalslag. Echtgenoot, in het gewone doen behoorlijk coöperatief heeft na dertig jaar opeens een zware variant van de snoeikoorts te pakken.

Toffels

Zo noemden wij de mocassins met omboord randje die we ’s winters binnen droegen. Als steevast cadeau werden ze, net als de nieuwe wanten, elke winter uitgereikt door die griezel van een goedheiligman van twee straten verder. Schoenen en kaplaarzen schopte je uit, zo gauw je het huis binnenkwam. Een hele verzameling werd dat, met acht kinderen. In onze niet al te grote hal stonden ze af en toe heel even mooi in het gelid. Maar meestal werd het een rommelige berg die bijna de uitpuilende kapstok erboven raakte.

Schoenjaren (4 )

Teenslippers
Meestal ging ik in de grote vakantie twee maal een week bij verschillende tantes logeren. Of ik daar nu zin in had of niet. Vanaf mijn negende werd ik op de trein gezet. Mijn ouders vonden toen dat ik oud genoeg was om alleen te reizen. Mijn vader vroeg dan wel aan een mevrouw in de coupé om een oogje op mij houden en te zorgen dat ik bij het goede station uitstapte. Dat lukte altijd: mijn vader viel met zijn felblauwe ogen in de smaak bij vrouwen. Papa stopte meestal een opgevouwen biljet van vijf gulden in mijn jaszak: om nichtjes en neefjes op ijsjes te trakteren of een puntzak patat met piccalilly. Hij bleef zwaaien tot ik hem niet meer kon zien.

Schoenjaren (3)

Spekzolen

Op mijn achtste verhuisden wij naar een villadorp in de buurt van Utrecht. Mijn vader had daar een baan gekregen. Voor ons, als echte stadskinderen uit Rotterdam was het een hele overgang. Donkere dennenbossen om ons heen, die heerlijk roken. Eekhoorns springend van tak naar tak peuzelend aan dennenappels. Die gooiden ze naar beneden als ze kaalgevreten waren. Ze lagen overal op de grond.

Schoenjaren (2)

Lakschoentjes

Mijn vader hertrouwde in november, een paar maanden na mijn moeders dood. Niet ongebruikelijk, beginjaren 50, in katholieke kringen. Als jonge weduwnaar met dochtertjes in de leeftijd van drie, zes en acht jaar, was er voor hem weinig keus. Hij wilde ons zo graag bij elkaar houden. Tijdens de ziekte van mijn moeder, dat hele laatste fatale jaar, hadden wij op verschillende adressen gelogeerd.