Sinterklaas, ’t is soms net een mens.

Met mijn handen diep in mijn zakken loop ik door het winkelcentrum bij ons om de hoek, eigenlijk een winkelcentrum van niks. Ik zie de tram aankomen, bedenk mij geen moment en ren naar de halte toe. Korte tijd later stap ik uit in het stadscentrum en sta meteen midden tussen het gepeupel. Waar zou die gek eigenlijk zijn, vraag ik mij af en loop een rondje door de stad. Eindelijk zie ik dan een stel Pietermanknechten zich uitsloven en zij lopen mij wijselijk voorbij.

Sjorren. Een mannenberoep?

Roeiers zijn figuren die niets anders doen dan roeien en sjorders doen niets anders dan sjorren. Toch? Het zijn echter wel degelijk eerlijke Nederlandse beroepen. Dit even ter verduidelijking. Maar wat heeft het één nu met het ander te maken of anders gezegd: wat lul ik eigenlijk?

Snieklaas zijn.

Elk jaar bel hij mij op. Die gek, met die meid erop. Wij praten dan even bij over aankomende tijden.
“Op welke dag kom je en met welke stoomboot?” Vraag ik dan steevast? Meer uit voorzorg dan dat ik er iets mee voor heb.
“Je kan toch beter met het vliegtuig komen.” Stel ik hem voor. “Dan heb je veel minder reistijd.”

Een willekeurige Nederlandse zomer

Stilte, niets anders dan een doodse geluidsloze stilte ervaar ik als ik naar het panorama kijk dat zich voor mij ontvouwt: een plattelands tafereel. Een vervallen boerenschuur met donkergroene deuren, gehangen in roestige hengsels, en met een rood pannendak; en een erf met daarop bandensporen die door elkaar heen lopen. Ik kijk omhoog en zie een strakke blauwe wolkenloze hemel. De zon brandt op mijn vel en zweetdruppels lopen over mijn voorhoofd; in deze drukkende stilte. Voel je het? Die warmte?