Jacob

Hij is nogal beschonken, maar hij herkent me meteen. Afgelopen zondag trakteerde hij me op kopstoten, opgelucht dat hij iemand had om Engels tegen te praten. Nou vallen er bij mij al gauw gaten na een paar kopstoten, maar ik wist nog wel dat hij uit Australië komt, arts is, in rampgebieden had gewerkt en er nu drie maanden tussenuit was middels een wereldreis. Ik wist zelf zijn naam nog. Hij de mijne niet meer, maar dat vindt hij nu niet relevant. Zoenen is wat hij wil, lekker lang en wild tongen. Dat had hij die vorige keer al willen doen, zegt hij. Dat is dan compleet aan me voorbij gegaan.

Kennedy

Ongenadig klettert regen tegen het keukenraam, ritme van een Iers afscheid. In mijn mailbox komt de Terminbestätigung van het Standesamt binnen. Vorige week heb ik een Mietvertrag ondertekend. Afgelopen zaterdag vloog ik terug naar Dublin, waar mij niets anders rest dan inpakken en wegwezen. Per volgende week ben ik een inwoner van de hoofdstad van Pruisen.

Tisiphone

Bestaat er iets opwindenders dan iemand die gillend en schreeuwend naar de elektrische stoel wordt gesleurd? Het moet er dan ook hoognodig van komen: openbare executie. We zijn een entertainment-verslaafde beschaving en noem mij eens beter entertainment. Nou is de Aarde, en zeker Nederland toch al veel te vol, dus aan gegadigden geen gebrek. Het overbodige, atmosfeerverziekende schorriemorrie schreeuwt om uitdunning: we doen het immers ook in het kader van een gezonde wildstand.

Arachne

De drie oude wijven in het plantsoen zijn al hun bladeren nog niet kwijt als de sneeuw hen overrompelt. Ingesneeuwd heb ik de dag voor mijzelf met Radio 2 en twitter, waarop ik onlangs de eerste aarzelende schreden zette. Twitter is een universum op zich. Als niemand je volgt, zit je voor het heelal te tweeten. Gevolgd worden is de boodschap en voor je het weet, treedt een sociale code in werking, en daar loopt mijn rugkam rood van aan.

Erymanthos

Begin februari, ‘t was nog bitter koud, vond ik mijzelf in de wachtruimte van politiebureau Doelwater in Rotterdam. John, met wie ik uit eten was geweest, deed aangifte van zijn tijdens ons diner gerolde portefeuille. Een oude, verwarde en met zwaar accent sprekende dakloze meldt zich aan het loket. Hij is de dagopvang uitgeschopt, had zijn bus naar de nachtopvang gemist, zat onder de medicijnen en was helemaal in paniek. Met een telefoontje regelt de agent nachtopvang voor de man. “Gaat u maar even zitten. Als u vijf minuten wacht, kan een auto u wel even brengen”. Hij komt naast me zitten. Ik bereid hem automaatkoffie en luister naar zijn misfortuin, trots op Aboutalebs Rotterdam.