Roestbruin

Ik zie een bruine roestplek. De boot is voor de rest uitstekend onderhouden. Dat moet ook wel, hij vervoert dagelijks honderden, soms wel duizenden mensen, van en naar Livorno, een havenstadje in Noord-Italië. De boten zijn uitgerust om de reis, ook bij ruwe zee, veilig en comfortabel te laten verlopen.

Optimist

“We gaan dit jaar naar Corsica,” had manlief geopperd. De foto’s op de website van de camping hadden er overtuigend uitgezien: speeltuin, zandbak, zwembad, diverse waterattracties, knutselhoekje, trampolines en op enkele minuten lopen van het strand. Ik zag mij al in een ligstoel op het strand met een rosé, terwijl manlief met peuter en kleuter in het kikkerbadje zitten te poedelen. Een ietwat te optimistische zienswijze, zou blijken.

Reuzenslofjes

‘Jongens, luister even…’ Met een samenzweerderige blik kijk ik ze aan, als volwassenen onder elkaar. Het regent pijpenstelen en na de autorit van anderhalf uur stuiteren ze alle kanten op. Niet de beste stemming om aan een kasteeltocht met gids te beginnen. ‘We krijgen zo meteen een rondleiding van negentig minuten. Dat is heel lang. En het is alleen maar in het Tsjechisch, ze praten hier geen Nederlands. Papa en ik hebben een Duits boekje gekregen waar we jullie af en toe iets uit kunnen vertellen, maar we moeten héél stil zijn. En niks kapot maken. Lukt dat?’ Ja, natuurlijk kunnen ze dat. Wat denken wij wel, dat ze kleine kinderen zijn?

Retour uit de zomerresidentie

“Nee Adriaan-Jaap, natuurlijk hebben ze hier geen Fristie. Kijk maar wat er is. Ja, Klaartje, mama gaat je zo even helpen. Pieter-Bas, ga jij even met papa mee? O, dat zal Pa Kees zijn, ik neem hem wel even. Ja, hallo pa, we zitten al op de boot, ja. Ja ja, we varen op Italië nu. Het was fantastisch, warm en zonnig, ja. Neen, Corsica. COR-SI-CA. Wacht even, Klaartje, niet doen! Mama komt zo bij je. Ja pa, ik moet zo ophangen, hier bellen is vreselijk duur, ik stuur straks wel een sms-je, doe je de groeten aan ma? OK, doehoe.”

Varkenskot

Ik heb ze wel gezien, hoor. Dat stel met die jengelende misbaksels aan het formicatafeltje naast me. En daarnaast, dat vriendelijke oudere echtpaar. Aan hun tongval te horen komen ze uit Noord-Nederland. Maar het meest kijk ik naar hem. Mijn begerige blik trekt zijn broek zowat naar beneden. Hij is Italiaans. Of Algerijns. Jong, ongeschoren en ongetwijfeld ongeletterd. Lege dienbladen opruimen kan hij als geen ander. Als ik in zijn bruine ogen kijk zie ik jou. Klootzak! Net zoals ik jou zag in de ogen van die geile Corsicaanse keuterboer.