Bijna niemand kende Georges De Vreeze alhoewel hij een trouwe dorpsgenoot was. O ja, “ Den Beer” kenden ze wel, wie kende “Den Beer” niet?
Den Beer stond gelijk met een forse veertiger, altijd met een sigaret in de mond die hij deels oprookte maar ook deels sjiekte tot er wat bruin sap uit zijn ene mondhoek ontsnapte. Dit euvel werd dan weggewerkt door met de regelmaat van een klok met de rug van de hand eerst de kin droog te wrijven en daarna de broekspijp van de reeds ettelijke keren herstelde overal te beroeren. Dat er daardoor een glanzende vuile plek gecreëerd werd was geen bezwaar. Hij was ook grappig alhoewel ik bijna nooit mee kon lachen met de mensen rondom hem die hij op het pleintje aan het entertainen was. Soms zei hij dat er latten aan het huis waren, pas veel later begreep ik dat dat een soort geheime codetaal van volwassenen was om elkaar te verwittigen dat er kinderen in de buurt waren die heimelijk meeluisterden naar de woorden van grote mensen.
Elke mop die hij kende vertelde hij vele keren, waar hij ook kwam. En, was dit nu de eerste keer of de twintigste keer, telkens liet hij de clou volgen door het eigen hoge bulderend gelach zodat iedereen kon tellen hoeveel tanden er nog gaaf waren in de bruine holte van zijn met baardstoppels omrande mond. Om dit alles onder controle te houden eindigde hij steevast met een ultiem verzamelen van zo veel mogelijk mondvocht dat hij dan voor zich uit in het zand spuwde. Gave tanden?
Vervolgens werd de pet even opgelicht alsof zijn hersenen wat extra zuurstof konden gebruiken. Een rossige vettige haarlok viel van de kop maar werd terug ter plaatse gelegd door met de vier vingers van voor naar achter door de haren te wrijven, die daarna door de met zweetranden beplekte pet gevangen gehouden werden.

Zo kende ook ik “Den Beer,”Altijd met de naar zweet – en brillantine ruikende pet, altijd met de peuk, altijd in de versleten overal, altijd met laarzen aan. Vuile laarzen waar gekartelde aarde aan ging. Laarzen waarvan het gerucht de ronde deed dat ze zelfs ‘s nachts niet werden uitgedaan.

“Den Beer” had een taak binnen onze samenleving van toen waar hij naast de dokter en de notaris één van de eersten was die in die tijd in het bezit was van een auto.
De zware Volvo, nodig voor het werk, met een roestig gat in de bodem onder de achterbank, en een versleten deken op de voorbank, in dit geval, dienst doende als kussen voor de Duitse Herder, reed, een blauwzwarte rookpluim achterlatend, regelmatig van hof tot hof door de velden van mijn “Meetjesland.”
De hond, trouwe metgezel en bondgenoot van onze hoofdrolspeler, had er alvast voor gezorgd dat de ruiten van de auto “geblindeerd” waren.

Een aanhangwagen maakte het plaatje van deze verschijning compleet,toen, toen vijf auto’s na elkaar nog groot nieuws was, toen woorden zoals file bumperrijden en ritsen nog niet uitgevonden waren.

Als mijn broertje en ik onze man met de diesel naar één of andere hofstee zagen tuffen wisten we het, daar was een zeug” brumstig”.( dialect voor loops of krols)
Nog voor hij de wagen in de luwte van een perenboom tot stilstand gebracht had waren ook wij, nog nahijgend van de korte inspanning van het fietsen, reeds present.

“Den Beer”, reeds in gesprek met de plaatselijke boerin opende het achterberd van de aanhangwagen waarbij twee halve deurtjes vrij kwamen. Behoedzaam werd één van de deurtjes ontgrendeld en kwam het achterwerk van een groot varken in onze viziertjes.
De beer, met de kop laag bij de grond knorrend van ongeduld werd door Georges, gewapend met een kleine stok tot bij de zeug geleid die gewillig bleef staan. Het schuim op de muil en de zilte geur van mest onderstreepten zijn mannelijke bedoelingen. Even werd hij nog geholpen. Net als hij een sprong maakte om met de voorpoten op moeder zeug te belanden had Georges de kans gezien om de kurkentrekkervormige penis onder de krulstaart in de natte vagina te floepen.

Georges zijn werk zat er op, tijd voor een sigaretje.
De handen werden droog gewreven aan de overal, het sigaretje werd gerold, er werd gevraagd of er nog nieuws was en er werden, te horen aan “ Den Beer “ zijn aanstekelijke lach, enkele schuine moppen verteld.

Wij hadden geteld hoe veel keer vadervarken met de ogen gepinkt had tijdens het meer dan vijf minuten durende spektakel. “ Den Beer “ had ons verteld dat iedere knipoog later een biggetje zou zijn.


Meralixe

Er is een smaak, gewoon, een manier van het door het leven gaan, die zo verschillend is van mens tot mens, dat we mogen besluiten dat het eigen gelijk niet bestaat en dat respect voor de andere mening belangrijker is...

6 reacties

sylvia1 · 12 augustus 2011 op 08:39

Meralixe! Wat een verhaal dit… Den Beer. Ik hoop dat je in je jeugd nog meer van dat soort figuren had? Ik lees er graag meer. (bij dialect hoeft voor mij geen toelichting tussen haakjes).
[quote]Vuile laarzen waar gekartelde aarde aan ging. Laarzen waarvan het gerucht de ronde deed dat ze zelfs ‘s nachts niet werden uitgedaan.[/quote]

pally · 12 augustus 2011 op 10:54

Geweldig verhaal, Meralixe. De tot in details herinnerde en sappig opgetekende dorpsgenoot. Hij verscheen zó voor mij in beeld. :wave:

groet van Pally
één puntje: de titel vind ik niet zo sterk.
‘Den Beer’had ik b.v.veel leuker gevonden

Mien · 12 augustus 2011 op 12:38

Leuke column Meralixe.
Deed me denken aan Carboon:
“Sjiek, sjiek – Proemesjiek
Loat de breuj mar zauwele.
Proem sjiek – Et bakke diek
’n Koempelmoel mot knauwele.”

Mien

Ferrara · 12 augustus 2011 op 13:53

Mooi verhaal. Ik zag hem niet alleen, ik rook hem ook geloof ik.

Libelle · 12 augustus 2011 op 19:07

Nee, de natuurlijke bevruchting ener zeug heb ik nooit meegemaakt. En dat als platte plattelander! Wellicht ben ik nog niet oud genoeg.
“Den Beer” kwam bij ons langs met zijn inseminatie apparatuur.
Maar dat doet niets af van het genoeglijke verhaal, dat de ogen doet pinken…

Marja · 14 oktober 2011 op 13:30

Ik had er beeld en geluid bij. :duimop:

Geef een reactie

Avatar plaatshouder