Je ligt in een kamer van vier bij vier, de lamellen zijn gesloten. Je kunt je benen niet bewegen. Je bent te slaperig om in paniek te raken. Je bent nooit alleen. Af en toe vraag je of ze je willen helpen, je bed uit of gewoon even overeind zitten, maar ze doen niks. De gezichten om je heen krijgen langzaam weer wat vertrouwds. Mama zit naast je. Je vraagt wat er nou eigenlijk aan de hand is. Je zakt weg zonder antwoord te hebben gehad. Even later kijk je haar weer aan. Wat gebeurt er allemaal, wat doe ik hier? Ze kijkt je aan met glinsterende ogen, en mompelt zonder je hand los te laten: ‘Stil maar, meiske, stil maar.’ Mensen komen en gaan. Aan iedereen die binnenkomt, vraag je: ‘Hee hallo, help jij me dan even?’ Je wordt ongeduldig en dan maant de zoveelste sussende stem dat je maar beter nog wat kunt gaan rusten. Hoor eens, ik wil alleen maar even uit bed, is dat zo gek? Geef me dan op z’n minst de afstandsbediening van de televisie. Hoe meer je je opwindt – is dit niet te zot voor woorden? – hoe jonger je in de ogen van de mensen rond je bed wordt, alsof je een baby bent die gekalmeerd moet worden. ‘Het is goed, het is goed, mama slaapt in de kamer hiernaast. Ja, zij werd ook een beetje moe, net als jij. Ga maar fijn slapen.’

Je hebt een ongeluk gehad, dat vertellen ze je voorzichtig. Waarom verdomme zo omslachtig uitleggen dat ik met m’n auto tegen een paal ben gecrasht? Was dat nou zo moeilijk? Dít is nou net de informatie waar ik al dagen om vraag. Iedereen wist het blijkbaar, behalve ik. Hallo, ik ben achttien! Enne, wat ga ik er aan overhouden, heb ik iets gebroken, ik voel niks. Zitten m’n benen in het gips of zo? De verpleegster moet dat toch weten? Hallo? ‘Het gaat al stukken beter hè, mevrouw Van Trigt?’

Tussen jou en de wereld hangt een ondoordringbaar waas. Nee, dat klopt niet, want jij kunt hen wel horen, maar zij jou niet. Juist, dáárom krijg je geen antwoord. Praat ik te zacht of dénk ik alleen maar dat ik praat? Het moet één van die twee zijn. Oké, dat is tenminste een beetje duidelijk nu. Maar kom op zeg, wat geven jullie me? Ik heb net m’n examen en twee weken geleden m’n rijbewijs gehaald. Je zou zeggen dat ik toch niet helemaal achterlijk ben, maar ik kan amper nadenken. Ik lijk wel een… een… een konijn met de foute trip of zo. Duh, humor! ‘Lieve, lieve schat, we zijn zó blij dat je weer wakker bent.’

Je hebt een weeklang kantje boord in coma gelegen. Intussen ben je een stuk helderder en de vragen stapelen zich op. Begrijpt nou niemand – ook al verstaan ze me niet – dat ik wil weten wat er dan nu nog met me aan de hand is? Er komt geen fatsoenlijk geluid uit m’n strot, dat heb ik nou ook wel door, maar komt dat goed? En verder? Als ik in coma heb gelegen, is het flink foute boel, of niet? Waarom kijkt iedereen zo godvergeten bezorgd en bezweren ze mij dat alles goed komt. ‘We moeten geduld hebben, maar je zult zien… over een paar weken…’

Je vader en moeder zijn de eerste weken onafgebroken bij je geweest en het was ook voor jou een opluchting toen je ze begon te herkennen. Ja, inderdaad ongelooflijk, hoe goed het nu alweer gaat. Fijn te horen. Er heeft een engeltje op je schouder gezeten. Zo, vind je? Vreemd geloof houden sommigen erop na. Godverdomme, stelletje hufters in je witte jassen. Ga maar lekker naar buiten, naar je eigen huis, in je eigen auto, naar je eigen vriendin. Laat je werk achter je. Ik lig hier morgen ook nog wel. Oh, is het merkwaardig dat mevrouw Van Trigt onrustig is? Aha, door de morfine kan ze onmogelijk veel pijn hebben. Juist. Ja, dan is het vreemd ja. Waar zou ze zich nu druk om maken? Morgen misschien toch iets kalmerends geven. ‘Kom mevrouw Van Trigt – Evelien, is het niet? – kalm nou maar; je moest eens weten wat een geluk je hebt gehad.’

Positief blijven dus, het valt te proberen. Even denken, de kans dat ik het zou halen, is een poosje heel klein geweest. Maar ik lééf nog, bingo! De kans dat iemand zoiets ooit overkomt, is nog veel kleiner. Dus je zou kunnen zeggen dat ik statistisch gezien al tweemaal de lotto heb gewonnen. Nu lijkt de kans dat ik hier niets aan overhoud, me toch ook wel erg klein. En hoeveel geluk mag een mens in zijn leven verwachten? Een beetje realistisch en vooral pósitief blijven meid!

Oké, ik ga hier iets aan overhouden, maar wat? Een rolstoel, een kruk of alleen maar een manke poot? Ach, een groot sporter is er aan mij niet verloren gegaan. En wat maakt het uit als je niet kunt gaan stappen met vriendinnen of op vakantie lekker kunt wandelen? Redeneren jullie zo? Nou, laat ik je dít vertellen: dat maakt álles uit. En hoe zit het met dat hoofd van mij, wordt dat ooit nog helder? Waarom houdt iedereen vol dat het goed gaat? Het is verdomme nog nooit zo slecht gegaan. Bij de post een kaart van Karin. ‘Ik ben zó blij, vooral voor jou natuurlijk, dat het zo goed gaat. En joh, dat je je studie een jaartje moet uitstellen; als dát het ergste is… Je weet niet half hoe gelukkig we zijn dat je er niet tussenuit gepiept bent. Kop op!’

Godverdegodver. Mijn leven stáát op z’n kop, mijn toekomst ligt aan diggelen. Waarom snapt niemand hoe woest ik ben? Dat ik wil slaan en schoppen. Dat ik ze wil uitschelden als ze de dekens terugslaan en me beginnen te ‘verzorgen’. Wat denk je van een beetje privacy? ‘Stil maar, ik breng alleen even een nieuwe katheter in, voel je bijna niks van.’

En waarom ziet niemand hoe ik stiekem doodsbang ben? Voor de geluiden, voor de nachten waarin ik nu alleen ben, maar niet slaap. Voor de pijn die steeds wel weer wegebt maar ook telkens terugkomt. Voor wat me te wachten staat. Omdat ik er geen bal van geloof dat het goed komt.

Je kijkt naar de vochtplek op de gelige muur tegenover je bed en begint te huilen.


8 reacties

arta · 7 augustus 2008 op 08:43

Hij kwam langzaam op gang (met wel erg veel zinnen met ‘je’ begonnen of er in verwerkt) maar uiteindelijk breng jij de machteloosheid van het ‘beseffen, maar niet kunnen communiceren’ goed onder woorden.
Was er ff stil van…

Dees · 7 augustus 2008 op 10:34

Het is een prachtig stukje. De je-vorjm zou verboden moeten worden. Misschien moet je eens kijken wat er met je verhaal gebeurt als je er helemaal ik van maakt. Stukken confronterender, denk ik. Maar het zou de kwaliteit van dit stuk enorm opschroefen. Wat een verschil met je vorige. Ik ben dan ook erg benieuwd wat je nog meer gaat schrijven.

KingArthur · 7 augustus 2008 op 11:10

Ja, ik sluit mij bij mijn voorgangers aan. Dat ‘je’ leest een beetje als een beschuldigende vinger waardoor het begin niet prettig leest.

Later win je mijn hart met de tekst. Het valt me op dat je dan in ik-vorm schrijft. Je 7e alinea vind ik heel knap neergezet.

Bitchy · 7 augustus 2008 op 11:19

Pakkend en voor mij heel herkenbaar. Uit je gevoel geschreven, knap dat je het op deze manier op papier hebt weten te krijgen.

priet · 7 augustus 2008 op 13:39

Hoi Dees,

Bedankt voor je reactie (geldt ook voor de anderen hoor :-D).

Ik heb vorige week het stuk helemaal in de ik-vorm gezet, maar dat maakte het in mijn ogen juist minder confronterend. Nu wordt van de lezer (dat wilde ik tenminste) gevraagd zich te verplaatsen in de hoofdpersoon, zo van: stel je voor dat…

Dus ik heb de gelukkig nog niet verboden je-vorm heel bewust gebruikt: van ‘ik’ is in het begin ook niet echt sprake. Het ik-bewustzijn ontbreekt lijkt me als je net uit een coma komt. De ik-persoon moet zó veel moeite doen om haar gedachten te ordenen, de werkelijkheid komt slechts bij flarden terug, dat ze automatisch in de 2e of 3e persoon over zichzelf denkt.

Ik wilde met deze deels helicopterview een stukje verwarring van de hoofdpersoon duidelijk maken.

Maar concluderend: dat is niet gelukt 😉
Dus ik ga het opnieuw proberen! Thanks!
priet

SIMBA · 7 augustus 2008 op 16:10

Autobiografisch Priet?
Indrukwekkend stuk, beetje lang misschien maar niet storend in dit geval.

SpaansePeper · 7 augustus 2008 op 16:38

Een mooi/emotioneel stuk, ik lees lange columns vaak niet of snel door. Maar dit stuk had zeker mijn aandacht.

Dees · 7 augustus 2008 op 16:48

Hoi Priet,

Dank je voor je reactie terug, ik vind het een leuke discussie sowieso al, persoonsvorm kiezen.

Het gekke is dat de je-vorm dat niet bij me oproept, dat inlevende. Volgens mij heeft dat iets te maken met dat je echt wordt toegesproken, dat je bijna gedwongen wordt tot die inleving. Terwijl je bij een ik een keuze hebt. Inleving kan heel goed met een ik-persoon, eigenlijk (vind ik nog steeds :-D)veel beter met een ik-persoon, tenminste, als je niet doorslaat in het produceren van meningen (maar dat is in dit verhaal helemaal niet aan de orde). Ik denk ook dat je de / je verwarring op andere, subtielere manieren in je tekst zou kunnen verwerken, maar dan moet je erin graven om erachter te komen welk beeld of welk gevoel erbij hoort. Denk ik, het is maar een mening natuurlijk.

Groetjes!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder