Het nachtmonster ontwaakte. Daadkrachtig sleurde hij me uit bed, om me mee te nemen naar een plaats waar niemand ooit sliep. Verward wreef ik de slaap uit mijn ogen, – ik zag dat het al één uur was geweest -. “Naar welk gewelf ben je van plan om me dit keer af te voeren?” vroeg ik geagiteerd. “Kus me en ik vertel het je”, grijnsde hij. Plagend likte ik het zweet van zijn wangen. Mijn tong schuurde over zijn stoppelige baard. Ik kon nooit lang dwars tegen hem zijn. Ik hield van hem en zijn duivelse spel. “De nacht roept en jij, Troy, de eeuwig rusteloze ziel, ligt hier te slapen alsof je leven voorbij is” beet hij me toe. “Zelfs ik ben soms moe”, antwoordde ik schuldbewust, terwijl ik bemerkte dat ieder teken van vermoeidheid terstond uit mijn lijf was verdwenen. Het was de kracht van het nachtmonster. De sensatie van alleen al zijn aanwezigheid; zijn geur die deed denken aan sandelhout en zijn lijf dat pure lust uitstraalde. Broederlijk sloeg hij zijn arm om me heen. “Kom”, zei hij. “Het is tijd om te gaan”. “Nee, we blijven hier”, zei ik plotseling standvastig, waarop ik voorzichtig zijn arm van mijn schouder afhaalde. “Hier?” vroeg hij argwanend, terwijl er een vage glimlach om zijn mond verscheen.

Als een bondgenoot staarde het nachtmonster mij aan. Alleen al de aanblik van zijn ogen deed me verdwalen in eenzame lofuitingen. Verboden gedachten kwamen tot leven in een magisch moment van ontluistering. “Verslind me”, fluisterde ik, waarop hij zijn tanden in mijn hals zette en met zijn tong kleine cirkels over mijn huid draaide. Dunne stroompjes bloed sijpelden langs mijn nek omlaag; ik opende zijn riem en keerde me om. “Ik neem je mee”, siste hij, terwijl hij zijn handen over mijn ogen plaatste, en er in de volstrekte duisternis die restte, alleen nog maar ruimte over was om te voelen.

Als vallende engelen maakten we ons los van de zwaartekracht. We overstegen de illusie van al wat tijdelijk was, om ons te verliezen in de nacht. Om ons te verliezen in lust. Voor het eerst in tijden kon ik weer lachen zonder verborgen pijn. Ik kon liefde beleven zonder verborgen schaamte en ik vroeg me af of, wanneer dit gevoel van extase nog lang zou duren, ik zou oplossen in zijn zwart gevleugelde armen. “Je bent van mij”, zei hij terwijl hij sidderend klaarkwam. En in gedachten werd ik meegevoerd naar een plaats, waar Utopia plotseling een realistisch oord leek te zijn.

Buiten weerklonken de stemmen van andere nachtelijke zielen, de regen kletterde dreigend tegen het raam, maar geen nachtmonster dat zich daardoor liet weerhouden zich op straat te begeven. Daar waar de maan hem als een infuus nieuw leven toediende, en de sterren erom smeekten gezien te worden.

“Als ik ga”, zei hij zacht. “Dan wil ik dat je meegaat”. En aarzelend reikte ik het monster mijn hand.

Categorieën: Fictie

8 reacties

WritersBlocq · 12 mei 2006 op 17:47

[quote]Daar waar de maan hem als een infuus nieuw leven toediende, en de sterren erom smeekten gezien te worden. [/quote]
Op mij komt het over als de beschreven angst waar wij allemaal bang voor zijn, terwijl we het niet hoeven te zijn/terwijl het geen zin heeft om bang te zijn. De gequote zin is zó mooi… zucht… ik hoop dat hij me te binnen schiet als ik een keertje bang ben.

Mosje · 12 mei 2006 op 19:24

Op en top Troy.

Li · 12 mei 2006 op 21:11

Voor de één een nachtmerrie en voor de ander een droom.

Li

KingArthur · 13 mei 2006 op 04:48

Li, ik denk dat je een waar woord hier neerzet. Maar voor mij is het toch beide. Als er dan gequote mag worden:
[quote]Als vallende engelen maakten we ons los van de zwaartekracht. We overstegen de illusie van al wat tijdelijk was, om ons te verliezen in de nacht.[/quote]…ook erg mooi.

Mooi stuk Troy

Anne · 13 mei 2006 op 09:55

Hoewel je ook hier weer naar het bombastische neigt, is je dialoog met het monster in dit stuk precies dat wat het geheel toch uit de kitsch trekt. Die dialoog, met alle daarbijhorende daden/handelingen maakt het geloofwaardiger, waardoor ik het verhaal in zijn geheel; de clou, de inhoud, met meer overtuigdheid kan “innemen”.
Ik ben van mening dat een verhaal, ongeacht of het fictie is of niet, geloofwaardig moet zijn.
Dat is je gelukt.
Anne

Nana · 13 mei 2006 op 14:42

Je bent een mooi monster. 😀

Ma3anne · 15 mei 2006 op 15:08

Weer raak je donkere spelonken in mijn ziel. Attractief en tegelijkertijd weerzinwekkend.

Ik blijf ze mooi vinden, de echte Troyverhalen.

KawaSutra · 19 mei 2006 op 14:31

Idd. zeer overtuigend neergezet maar op weer zeer veel manieren te lezen.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder