Voor Elise

Een roze kaart valt door de brievenbus. Te midden van een grote roos die jubelt in het groen steekt zusje Chloé van blijdschap de handjes in de lucht. Vlinders fladderen door de lucht. In de blauwe verte ligt een luchtkasteel op wacht. Goh, wat zal de toekomst allemaal brengen? Schattig pronkt een klein meisje op een grote roze roos. Zij luistert naar een kabbelende zee die turquoise schittert achter witte madeliefjes. Een mooi meisje is geboren. Elise is haar naam.

Zoals het klokje thuis tikt…

Het is Zaterdagmorgen, mijn vader leest de krant en mijn moeder zit aan de ontbijttafel haar ochtendhumeur de baas te worden. Ik speel wat met mijn boterham als mijn vader opeens de stilte verbreekt. “Vossie, weet je wie er dood is?” Mijn moeder kijkt van boven haar theeglas mijn vader aan en zegt bijna automatisch “Wie zijn kont koud is.” Het is het standaardantwoord van mijn moeder maar opeens dringt het tot me door wat ze zegt.

Lieve mevrouw uit Marokko

Ik weet niet hoe u heet. Weet ook niet wie u bent. We hebben elkaar ontmoet op zaterdag 9 april. Het was rond kwart over twaalf en we zaten samen in de wachtkamer van de huisartsenpost. Als enigen. U staarde me verdrietig aan en zei dat uw man in de Ridderhof was neergeschoten. Ik geloofde u niet. Dacht dat u in de war was. Twee schietpartijen in korte tijd, dat kan toch helemaal niet in ons dorp?
“Echt waar”, fluisterde u aangeslagen.

Hoe was je weekendwip? (Deel 26)

Michael wordt wakker. De zon schijnt door het zolderraam. Alweer zo’n prachtige zomerdag. Hoe laat zou het zijn? Met een ruk draait hij zich om. Wat kan hem het schelen. Hij is werkloos. Zijn vrouw en kind kwijt. Hij woont in het huis van iemand die hij amper kent. En bovendien; hij is vandaag nog jarig ook. Een bittere trek komt om zijn mond. Jarig. Alsof hij wat te vieren heeft. Het contact met Monique verloopt stroef.