Simon slenterde langs de vijver en keek naar de eendjes die in het water zwommen. Ze dobberden geruisloos rond, zonder enig doel, zonder noodzaak. De zachte wind deed de bladeren van de bomen ritselen terwijl het park overgoten werd door een golf zonnestralen. Het was nog maar ochtend maar het begon al vrij warm te worden, zoals het wel vaker vroeg warm was geworden de laatste weken. Simon genoot van die warmte. Het kon hem niet snel genoeg zomervakantie worden. Maar hij wist dat het nog zeker twee maanden zou duren voor het echt zo ver was. Alleen de gedachte daaraan al gaf hem buikpijn. Simon schopte een steentje weg en probeerde zo gauw mogelijk aan iets anders te denken.

In het park was het stil. Iedereen zat op school of was aan het werk, alleen Simon niet. Simon had besloten het vandaag allemaal anders te doen. In plaats van linksaf het schoolplein op te lopen, was hij vanochtend rechtsaf gegaan en langs de knotwilgen het park ingelopen. “Vandaag doen we het even helemaal anders”, mompelde hij in zichzelf.

Uit zijn jaszak haalde hij een boterhamzakje waarin, veilig opgeborgen, zijn lunch zich bevond. Twee bruine boterhammen met pindakaas. Hij kon iedere ochtend nog zo tegen zijn moeder zeuren dat bruine boterhammen met pindakaas vies zijn, maar tevergeefs. “Van bruine boterhammen met pindakaas word je groot en sterk, net zoals Superman!”, zei zijn moeder dan. Moeders zijn eigenwijs, net als alle volwassenen eigenlijk, zo had hij inmiddels ontdekt. En terwijl hij met de nagel van zijn rechterduim het sluitinkje probeerde te openen bedacht hij dat je het ze eigenlijk ook niet kwalijk kon nemen, het hoorde immers bij hun leeftijd. Maar dat hij dan voor de eigenwijsheid van een volwassene moest boeten, dat kon Simon maar moeilijk verkroppen.

De eendjes waren inmiddels nieuwsgierig in zijn richting gezwommen en hadden zich vlak voor hem verzameld, terwijl Simon met een paar laatste vingerbewegingen zijn zakje openmaakte. ‘Zouden eendjes wel bruine boterhammen lusten?’,vroeg hij zich opeens af. ‘En pindakaas?’ Hij keek bedenkelijk naar de beesten in het water, die driftiger begonnen te kwaken omdat ze kennelijk vermoedden dat er iets stond te gebeuren. ‘Wat nu als ze het eigenlijk niet zo graag lusten, net als ik?’ Simon nam de proef op de som en gooide een stuk brood ver van ze vandaan. De eendjes zwommen en fladderden met grote vaart naar het brood en vochten erom, totdat een van ze ermee vandoor ging. Gerustgesteld gooide Simon nog een stuk brood in het water, en toen nog een. Hij had zijn eerste boterham bijna helemaal weggegooid toen zijn oog viel op een bruin eendje dat steeds achteraan zwom en er met geen mogelijkheid in slaagde de andere eenden voor te zijn in de race om het brood. Simon scheurde een stuk brood af en gooide het vlak voor de snavel van de bruine eend in het water. “Eet maar op! Van boterhammen met pindakaas word je groot en sterk”, riep Simon. “Net als Superman”.

Toen al het brood op was schudde Simon de broodkruimels uit op de grond en stak het zakje in de binnenzak van zijn jas. Hij draaide zich om en liep zo traag mogelijk in de richting van het schoolplein. Hij had zich in zijn lot geschikt. Niet alles zou vandaag anders worden, zo concludeerde hij. Maar morgen was er weer een nieuwe dag.

Categorieën: Verhalen

7 reacties

WritersBlocq · 13 mei 2007 op 12:57

Gaaf! Onwijs goed geschreven. Groetje, Pauline.

pepe · 13 mei 2007 op 13:12

Erg mooi geschreven. En erg leuk om te lezen.

KawaSutra · 13 mei 2007 op 14:34

Mooi en heel goed vanuit de beleving van het kind geschreven.

pally · 13 mei 2007 op 15:52

Heel goed op je hurken geschreven, knap :wave:

groet van Pally

Quinn · 13 mei 2007 op 16:18

[quote](…) bedacht hij dat je het ze eigenlijk ook niet kwalijk kon nemen, het hoorde immers bij hun leeftijd.[/quote]

De omgekeerde wereld 😉 Lief stuk.

schoevers · 13 mei 2007 op 19:10

Heel mooi geschreven Complimenten.
Is wel een beetje ‘zoetjes’.

Groeten,

Hans.

arta · 13 mei 2007 op 20:41

Erg mooi geschreven!
🙂

Geef een reactie

Avatar plaatshouder