We zaten samen buiten achter het huis toen het gebeurde. Sinds de eerste dag dat we hier woonden dronken we een pilsje op het terras. We zijn geen drinkers. Maar het was warm en we waren zo’n beetje door alle klussen heen. We hadden het verdiend. De achterdeur bij Willem knalde open. Ik hoorde een geluid dat me deed denken aan de oerroep van een aap in de wildernis. Althans zoals ik die fantaseerde. Toen drong het tot me door dat het onze kant uit kwam.
We keken elkaar verbaasd aan. Het was Willem. Dat was duidelijk. Wat was er aan de hand? Hij kwam door het gat in de heg. Dat behoeft enige verklaring. Willem is vrij stevig, het gat is aan de krappe kant. Connie en ik glippen er doorheen als het nodig is. Willem niet. Hij glipte ook niet. Hij donderde er doorheen als een wild zwijn. Met veel gekraak van brekende takken. En toen stond hij op ons erf.
We keken roerloos toe. Hij was vuurrood. Zijn ogen glommen. Zijn gezicht had een duivelse uitdrukking. ‘Smerigevuileklooszakke!’ grauwde hij.
Ik kwam in beweging. Ik had nog steeds het bierglas in de hand. Ik zette het op tafel, wilde uit mijn stoel komen. Maar dat lukte niet.
‘Smerigevuileklooszakke,’ grauwde hij, ‘verdommesse smerige ettebakke, ’t Isuit!’
Roerloos hoorden we hem aan. Alleen uit het laatste stukje van wat hij zei was betekenis te halen. ’t Is uit. Doelde hij op zijn relatie met Spicht? En waarom vervloekte hij ons?
‘Willem!’ hervond Connie haar tegenwoordigheid van geest. ‘Kalm nou eens aan. Kom nou eerst eens hier zitten.’
Een normaal mens geeft daar gehoor aan. Connie kan heel overtuigend zijn. Maar Willem is geen normaal mens. En je kunt overtuigend zijn wat je wilt, dat heeft geen vat op Willem. Dan moet je sowieso anders beginnen.
‘Smerigevuileteef…’ begon hij.
Toen was het voor mij genoeg. Als je wilt schelden om je gemoed te luchten is dat bedenkelijk. Als je dat doet op het erf van je buren ben je verkeerd bezig. Maar als je dan ook nog hoort hoe je eigen vrouw wordt uitgemaakt houdt het op.
‘He, imbeciel! Hounoueensjekop!’
Dat hielp. Het wild zwijn stond opeens roerloos. Maar die razende blik in die zwarte glimmende oogjes bleef. Er broeide iets. Er zat gevaar achter.
‘Zit!’ beviel ik. ‘Zit!’
Maar dat deed hij niet. Plotseling zakten zijn schouders iets omlaag. Er ontsnapte een kreun uit zijn mond. Zijn handen openden zich en balden zich weer. We keken ongerust toe.
‘Nou!’ riep ik hard. ‘Komternogwatvan!’
Connie keek me verstoord aan. Ze wil niet dat ik zo praat. Maar dan hoort Willem me tenminste. En dat was op dit moment het belangrijkste.
‘Verdommese klerelijer,’ gromde Willem. ‘Jennyhethetuigemaak.’
‘Dat heb ik begrepen,’ zei ik met stemverheffing. ‘Moet je daarom komen schelden? Ga zitten en pak een pilsje.’
Vriendelijker konden we toch niet zijn. We begrepen best dat de relatie met Spicht van bijzondere betekenis was. En dat als het was uitgemaakt dit voor hem van wereldschokkende betekenis moest zijn. Maar daarom hoefde hij hier niet zo te keer te gaan.
‘Sjullieschuld!’ riep Willem onverwachts. ‘Sjullieschuld!’
Ik keek hem stomverbaasd aan. Was ik daarom met knikkende knieën naar Spicht geweest om haar te zeggen dat deze kolos wel wat in haar zag.
‘Kom!’ riep ik scherp. ‘Zitten! Drink een pils!’
Maar hij bleef daar maar staan. Het bleef een gevaarlijk ogenblik. Met deze man wist je nooit of hij plotseling op je af zou stormen om je bij de keel te grijpen.
‘Willem!’ probeerde Connie zijn aandacht te trekken. Maar het hielp allemaal geen zier.
‘Zehetnetgebeld,’ grauwde Willem. Hij kwam in beweging. Deed een pas naar onze terrastafel. En stond weer stil. ‘Zehetnetgebeld!’
Nu wisten we nog niets. Spicht had hem opgebeld om te zeggen dat ze het uitmaakte. Maar waarom kwam hij dan dwars door de heg heen om ons dat te vertellen? En waarom werden we uitgescholden?
‘Zeheteenfoto gezien. Zewilnietmeerkomme.’
‘Wat heeft ze gezien?’ vroeg ik nog. Maar ik had het verdomd goed gehoord. Ik had me echt niet vergist.
‘Stommekloosak,’ siste Willem giftig. Hij deed weer een pas naar voren. ‘Zeheteenfoto gesien. Daarommaakzehetuit.’
‘Wat bedoel je?’ vroeg ik. Maar ik hoorde hoe onecht mijn stem klonk. Aan de andere kant van de tafel zat Connie lijkbleek te zijn. Langzaam draaide ik mijn gezicht naar haar toe. De kolos op een paar meter afstand zag het met een van woede vertrokken gezicht aan.
‘Sezeidatzenooit indatstinkhol vanmewilde komme.’
Nu wist ik het zeker. Er was iets ernstig misgegaan. Ik keek nog steeds naar Connie die roerloos in de stoel zat en nu ook geen greep meer had op de situatie. Er ging iets gebeuren, dat stond vast.
Ik probeerde in beweging te komen, maar het leek wel of ik verlamd was. Plotseling had ik grote behoefte aan een lange teug bier. Maar ik wist niet hoe ik bij het glas moest komen. Alles leek plotseling tienvoudig vergroot. In het bijzonder deze kolos voor me die weer een pas mijn richting uit deed.
‘Zeheteenfoto van dekeukegesien!’ snauwde Willem. ‘Dathetze.’
En toen kwam hij op me af.
Categorieën: Hokusai bon
2 reacties
Casperio · 19 februari 2003 op 08:28
Aiiii, dit zat er al in.
En wat gaat er nu gebeuren?? Valt Willem één van jullie aan? Is de burenrelatie helemaal verstoord?
Laat het ons weten!
Kees · 19 februari 2003 op 21:40
Ik heb het idee dat ze HEEL snel het huis in moeten, met de deur op de grendel. Maar of dat Willem buiten houdt…