Ode aan een Dode Oom

Toen ik geboren werd, woonden ze schuin tegenover ons. Hemelsbreed een paar honderd meter. In de helft van het bijzonder idyllisch gelegen boerenhuisje met zijn wind- en waterdoorlatende halfsteens muren, woonden mijn oom en tante met hun vier kinderen. Wij woonden ook in de helft van een huis maar terwijl onze buren koeien op stal waren, woonden zij naast een winkeltje waar je op ieder moment van de dag de, bij het boodschappen doen in het dorp, vergeten pakjes stijfsel of sigaretten nog kon kopen.

Tai Chi, ehhh … Tai wie?

Tai Chi, ehhh …Tai wie? Wa … nog nooit van geheurd? Ginne skrik want ik ben efkes gon kieken. Joa, oppe Mierleseweg, schuin tegenover Café ‘t Trefpunt. Want daar zit het, Tai Chi, ehhh …Tai wie? Joa, Tai Chi, het nationaal centrum van de Taoïstische Tai Chi vereniging Nederland zetelt voortaan in Hellemond. Oppe Mierleseweg 140. Wat ze daar doen? Aan oew gezondheid werken. Ik kan het oew zeker anrikkemendere.

Tunnelvisie

Zouden er mollen en eikels bestaan met claustrofobie? Ik ben een eikel maar niet bang voor kleine ruimtes. Met behulp van een scheerspiegel durf ik in mijn eigen gat te kijken. Zoals een vrouw die alleen thuis is, zeg maar. Met alles aan kant.

Zand erover

De frêle hand van mijn moeder ligt in de mijne. Alsof een mol gangen in haar gestel graaft, verdwijnen de blauw geaderde lijnen onder haar nachthemd om in haar hals en gezicht weer op te duikelen. Hier en daar ontspruit een dikke hoop, gevormd door een moedervlek of gesprongen ader.
Ze kreunt wat, en fluistert: ‘Vergeef me. Zand erover, dan kan ik verder.’