Toen ik mijn ogen opende zag ik haar gezicht.
Een paar warme donkerblauwe ogen keken mij aan, haar lange blonde golvende haren bedekte haar beide schouders; ik voelde hoe zij met haar handen het dekbed over mij heen trok.
Blijf maar liggen zei ze, ik blijf zolang bij je.
Ik wilde iets terug zeggen maar mijn mond voelde dichtgeplakt aan. Zeg maar niets zei ze, ik heb je in het bos gevonden en ik zal je hier verzorgen tot je weer sterk genoeg bent om te gaan.
Ondanks dat ik haar nog nooit had gezien of alleszins kende voelde het zo ontzettend vertrouwd aan dat ik mij overgaf aan de situatie en in slaap viel.
Elk besef van tijd was ik kwijt en het was mij onduidelijk of het nu nacht was of dag, of maandag of vrijdag maar op die momenten dat ik mijn ogen opende zag ik haar, zij was er altijd en had altijd een vriendelijk woord, zij gaf mij eten en een warme hartige drank die ik niet thuis kon brengen.
Wie is dat vroeg ik mij af, en waarom heb ik haar nooit eerder ontmoet?
Ik probeerde terug te denken aan wat er gebeurd was maar er was niets, geen gisteren, geen vorige maand, geen vorig jaar: niets!
Wie ben ik, wie is die blonde vrouw, waar ben ik en hoe kom ik hier?

Raar, maar ze schijnt mijn onrust te zien en komt naast mij zitten.
Ze begint mij voor te lezen, iets dat zij vaker deed als ik mijn ogen opende, dan zie ik haar lippen bewegen en haar ogen van links naar rechts over de bladzijden gaan maar ik begrijp niet wat zij zegt.
Haar aanwezigheid met haar warme stemgeluid en haar uitstraling zorgt ervoor dat ik mij voel wegzweven als in een soort droom.
Waar ze uit voorlas zag ik nooit en ook haar handen zag ik nooit, alleen haar hoofd en dat had een betoverende uitwerking op mij.
Ineens stopte ze met lezen en keek mij recht aan.
Straks ben je sterk genoeg om te gaan, zei ze; dan kun je terug naar waar je vandaan kom.
Mijn mond kon ik nu wel bewegen en ik zei haar dat ik helemaal niet weg wilde bij haar en hier wilde blijven want zij had mij helemaal ingepalmd met haar zorg, haar verschijning, haar vriendelijkheid, haar warmte.
Ze lachte naar mij en was nu nog mooier met haar parelwitte tanden tussen haar licht gekleurde lippen.
Als je dat graag wilt is dat goed, je kunt hier blijven.
Ik wilde haar arm aanraken maar kon er niet bij en ze schudde ‘nee’ met haar hoofd.
Straks ben je sterk genoeg, je zult het zien en ik zag haar weg glijden uit mijn gezichtsveld.

Toen ik wakker werd had ik het heel erg koud; ik voelde om mij heen om het dekbed te pakken maar ik vond het niet.
Ik voelde wel iets zachts en korreligs en stelde tot mijn verbazing vast dat ik op de grond lag.
Het rook muf en ik hoorde helemaal niets, niet één geluid en ik zag haar ook niet; ik wist niet eens hoe ze heette maar toch riep ik haar zonder dat er een antwoord kwam.
Zij was er niet maar die kou, ik lag te rillen van de kou.
Toen ik opstond zag ik een raam waar een spleet licht doorheen viel en liep er naartoe.
Het raam klemde en wilde niet open, overal zaten spinnenwebben en lag er veel stof.
Ik liep door het vertrek en zag een luik voor een ander raam dat door de wind heen en weer werd bewogen.
Nu kon ik naar buiten kijken en zag verderop een ambulance staan en politieauto’s met zwaailichten.
Zij stonden naast een bergingsvoertuig die iets uit het bos takelde.
Het was een zwarte auto die zich om een boom had gevouwen en er was niet veel meer van over.
Het wrak werd op de aanhanger gezet en nu pas zag ik dat het om een zwarte Peugeot ging met het nummer 52 op de kentekenplaat.
De schrik sloeg om mijn hart want dat was mijn auto.
Ik begon op de ramen te bonken en te schreeuwen maar niemand hoorde mij terwijl er toch maar 25 meter tussen ons in zat.
Achter mij stond een stoel die ik door het raam wilde gooien maar het raam gaf geen krimp en bleef heel.
Ik begon weer op het raam te bonken en schreeuwde en schreeuwde maar niemand hoorde mij, bloed stroomde uit mijn handen die ik had opengehaald aan het kozijn.
De ambulance, politieauto’s en het bergingsvoertuig met mijn auto reden weg.

Niets anders dan een beschadigde boom zag ik nu nog, en bandensporen op het wegdek die vertelde dat er zich iets noodlottigs had afgespeeld op deze bosweg.
Het werd ineens warmer en ik hoorde haar stem die vroeg of ik iets wilde drinken.
Ik keek om en zag haar, dat wil zeggen alleen haar hoofd en schouders.
Waarom kwam je niet toen ik je riep vroeg ik haar, en waar ben ik en waarom kan ik niet naar buiten?
Haar beeld vervaagde en ik stond weer alleen.
Schuin rechts keek ik door het raam naar de overkant en zag daar mooi groen gras.
Prlwytskovsky.

Categorieën: Verhalen

8 reacties

DriekOplopers · 17 juni 2006 op 22:57

Beangstigend. Maar mooi opgeschreven. Een heel ander soort verhaal van jouw kant. Verrassend!

Driek

DreamOn · 18 juni 2006 op 01:12

Een intrigerende column. Hier kun je je beter mee bezig houden volgens mij, dan het laatste stukje op je eigen site, waar je aan de cassierre vraagt hoe haar andere borst heet. Dat vind ik plat en banaal, dit vind ik mooi. Groetjes Trudy

WritersBlocq · 18 juni 2006 op 01:55

Verrassend om je ook zo te lezen. Leuk, die diversiteit.

Chantal · 18 juni 2006 op 11:18

Mooie column, prwly!

sally · 18 juni 2006 op 17:05

Prlwytskovsky.

In één ruk uitgelezen.
Goed verhaal.
groet
Syl

Ma3anne · 19 juni 2006 op 07:31

O jee, zou dat de hemel zijn? Of het vagevuur? Of de hel?

Mooie vertelling, Pierlewiets.

KawaSutra · 19 juni 2006 op 16:46

Verrassend verhaal. Jammer dat je de zinnen niet door laat lopen, dat leest wat prettiger.

Mup · 21 juni 2006 op 21:32

Ik sluit (erg laat) aan, mooi en idd ander stuk van je,

Groet Mup.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder