Droom ik? Zie ik echt zijn gezicht aan de overkant van mijn bed of is het opnieuw de wens van mijn gedachte die zich iedere dag duidelijker manifesteert? Hij is mooi. Zijn ogen zijn zuiver als een geslepen diamant, en ze spreken tegen mij. Ze spreken tegen mij…. “Sta op, neem drie slokken rode wijn, schudt de naalden uit mijn kussen en zeg iets waardoor ik weer weet wat ik voel!”

Ik sta op, zet de wijnfles aan mijn mond, open het raam en schudt de naalden uit zijn kussen als regen in de nacht.

Ik zeg dat ik hem mis, en ik zeg dat ik hem mis.
Ik zeg dat ik hem mis, en sluit mijn ogen opnieuw.

Het is oorlog. Mijn huis is omgeven door soldaten en militaire tanks, en op iedere straathoek staat een wachtpost die erop toeziet dat mensen als ik zich voortaan wel drie keer bedenken alvorens ze de deur openen om hun levens in het gewaag te stellen. De wijn is bijna leeg, en mijn hoofd raakt van slag. Straks begint alles weer van voren af aan.

Ik zoek hem. Omzichtig sluip ik door de kamers van mijn huis terwijl de geweerschoten van buiten steeds dichterbij lijken te komen. Schaduwen spelen over het plafond en schimmige gestaltes worden bij ieder geweerschot dat gelost wordt steeds duidelijker zichtbaar.

Ik zie bloed, verwoeste muren, en mensen met ontbrekende lichaamsdelen die als dwazen om me heen dansen. Ik besta enkel en alleen om hen te completeren. En zij leven slechts om van mij te ontnemen.

Een hart, een oog, een vinger, mijn ziel.

In de verte huilt een man naar een bleekwitte maan.

Droomt hij? Ziet hij echt mijn gezicht aan de overkant van zijn bed, of is het opnieuw de wens van zijn gedachte die zich iedere dag duidelijker manifesteert? Ben ik mooi? Zijn mijn ogen zuiver als een geslepen diamant? En spreken ze tegen hem? Spreken ze tegen hem?

“Kom hier, neem drie slokken rode wijn, doe het licht aan, schudt de naalden uit mijn kussen en help me alsjeblieft te laten zien waar ik ben!”

Hij staat op, zet de wijnfles aan zijn mond, opent het raam, maar wordt, net terwijl hij het kussen wil legen, achterover geslagen door een nietsonziende explosie die de spelden als duizenden kleine moordenaars door zijn lichaam doet schieten.

Hij schreeuwt dat hij me mist, en hij schreeuwt dat hij me mist.

Maar het licht schijnt zo fel dat ik hem nauwelijks nog zie…

Categorieën: Fictie

9 reacties

lisa-marie · 7 oktober 2007 op 11:22

Ademloos gelezen.

Dees · 7 oktober 2007 op 11:33

Weer zo’n mooi, ongrijpbaar kippenvelstukje, zoals alleen jij ze schrijven kunt. Mooi.

Prlwytskovsky · 7 oktober 2007 op 11:39

Deze heb ik dus nog een keer gelezen, en nog een keer ……

SIMBA · 7 oktober 2007 op 12:37

Kunst! Prachtig!

arta · 7 oktober 2007 op 19:35

Supermooi!
De persoonswisseling maakt dat je het op twee manieren op kunt pikken!
🙂

Mosje · 7 oktober 2007 op 20:06

Joepie, Troy is echt helemaal terug.

Sem · 7 oktober 2007 op 21:33

Wat een mooi stuk.

KawaSutra · 8 oktober 2007 op 01:18

Bijzonder.

pally · 8 oktober 2007 op 19:42

Een heel bijzonder stuk, Troy!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder