In een klein lintdorpje onderin Twenterand hebben de bewoners het naar hun zin. Respectabele bejaarden paffen hun pijpje, vrienden proosten hun pilsje en kinderen worden gevoed met vele normen en waarden op het paplepeltje. Het hele dorp gaat harmonieus met elkaar om. Het hele dorp? Kleine Peter en Werner vinden het oneerlijk dat ze te jong zijn voor 2012, de rampenfilm waar hun grote broers naartoe gaan. Ze noemen hen driet’nbuuls en zoeken troost bij opa Hospers. Petertje en Werner hebben hun voetbaltenuetjes omgewisseld voor minioveralls en spelen op het erf van opa Hospers. Bij de hooizolder horen ze vreemde geluiden. Het lijkt wel of er een klein hondje ligt te hijgen en piepen. Als ze dichterbij komen, staat daar ineens de broer van Petertje. Hij lijkt wat zenuwachtig. “Sodemieter op, ja! Even weg hier, jonks.” Petertje en Werner maken zich uit de voeten, maar houden het schuurtje van een afstand in de gaten. Ineens komen Willem en Maria naar buiten lopen, allebei met een heel rood hoofd. Als ze de kleine broertjes zien, lopen ze snel door naar de brommers. Werner trekt z’n broer Wim aan de mouw. “Willem! Heb ‘ie een klein hondje gered uut de skuur?” De heldere lach van Maria klatert door de herfstlucht. Wim wordt rood. “Neuh, er was geen hondje. Sodemieter op.” “Moog’n wi-j dan mee naar de film?” bedelt Petertje. Maria geeft hem een kus op zijn wang. “Je bent te jong. Voor heel veel dingen! Toedeloe!”

Gerrit en Wim scheuren weg op de brommers. Het rokje van Maria wappert speels op, tot ze een stipje worden in de verte. “Driet’nbuul!” roept Petertje. “Stomme koe!” schreeuwt Werner teleurgesteld mee. Opa Hospers komt het erf oplopen. Hij strijkt over zijn grijze sik en legt dan zijn hand op hun schouders. “Kom jonks, mee naar binnen. Wat möt jullie toch met ’n film over ’t eind van de tied? Wat he’j aan een film over de toekomst? Ik zie ’t nog aait nich gebeuren. Maar kom, op de keuken an, oma heeft thee met melk. En ik heb een veul spannender verhaal voor oe, over De Grote Brand van Vjenne.”

Werner en Petertje klimmen bij opa Hospers op schoot. “Het was mei 1905. Op een mooie dinsdag gingen de kinderen op hun klompen naar school, trokken de handelaren met linnen naar de tsaren van Rusland, tilde een oud vrouwtje haar rok op om op de zanderige hoofdstraat te plassen en jaagde een schorre hond een verdwaalde turfsteker van het erf. Iedereen was aan het werk en de dicht op elkaar gepakte boerderijen waren verlaten. In de kleine bijgebouwtjes achter het erf waren de bejaarde ouders van de boeren hun sokken aan het stoppen. Op dat moment werkte een schildersknechtje aan het Oosteinde. Hij had veel werk te doen, want heel veel huizen en boerderijen waren bedekt met hout. Dat moest allemaal onderhouden worden. Een bezoeker kwam binnen. “Kom binnen, de deur is los!” riep hij vrolijk. Maar hij was zo druk, dat hij niet zag dat de bezoeker een sigaar op had gestoken.

Er stond een straffe oostenwind. Een verdwaalde krant woei over de zanderige dorpsstraat. Terwijl moeder de vrouw jeerdappels schilde en een enkele werkloze man de was netjes moest ophangen onder toeziend oog van zijn strenge vrouw, begon het vuur zich te verspreiden. Omdat bijna alle huizen rieten daken hadden en de schuren van hout waren gebouwd, verspreidde de brand zich snel. Het vuur vrat het ene dak na het andere op. Het vee mekkerde in paniek, mensen vluchtten de straat op en zagen moedeloos toe hoe al hun hebben en houden werd verwoest. Opgevreten door het vuur. De wind woei harder dan de toevoer van bluswater. De brand ging sneller over het dorp dan tante Joke kon roddelen.

De kinderen kregen vrij van school en renden op hun houten klompjes naar huis. Ze wilden hun ouders helpen om de huisraad veilig te stellen, maar de brand was hen vaak te vlug af. De boerderijen stonden te dicht op elkaar, nog dichter dan nu. En de dorpsstraat was toen ook al zes kilometer lang. Het vuur verslond ruim vier kilometer aan boerderijen en huizen. De dorpsbewoners die vluchtten naar de kerk en vertrouwden op God, moesten nog snel eieren voor hun geld kiezen, want naast alle 225 huizen, werden ook twee kerken en het gemeentehuis verwoest door de brand.

Stel je eens voor, jonks, dat we zouden proberen een heel dorp te redden. Al het vee beschermen, de bezittingen naar buiten, iedereen in veiligheid brengen. Het dorp was toen nog niet zo groot als nu en had maar 5000 inwoners, maar 1400 van hen werden dakloos. Gelukkig kwam koningin Wilhelmina nog wel op bezoek. Ah, toe jonks, jullie kennen haar wel van de pepermunt. Zij bracht geld om Vjenne weer op te bouwen. In heel Nederland gingen ze collecteren en ze haalden wel 54.000 gulden op. Maar niet iedereen had het nodig. Er waren een paar boerderijen blijven staan. Die waren van de Rusluie, die handelden met Rusland. Die mensen waren zo rijk, dat ze hun hele boerderij van steen hadden gebouwd en een grote tuin hadden. De brand ging daar langs. En jonks, er is zelfs een hele bijzondere boerderij. Die stond zo dicht aan de straat, dat het vuur daar helemaal langs ging. De Peddemorsboerderij. Zo, die hadden nog eens geluk.

Dus, Peter, Werner… De wijze les van vandaag. Verspil je geld niet aan rampenfilms over de toekomst. Dat geet toch niet gebeur’n. Spaar geld bij een goede bank en red bij een ramp eerst jezelf, dan de mensen die je lief hebt, je vee en je bezittingen. En als je rijk genoeg bent, help je anderen om de schade weer te herstellen. Dus. Iemand nog een lekker soesje?”

En zo zaten Gerrit, Wim en Maria heerlijk hun geld te verspillen met een bak popcorn bij een rampenfilm over een toekomst die voor ons nog veel te ver weg is. Kleine Peter en Werner deden allebei een euro van opa Hospers in hun spaarvarkentje en beloofden hem onder het genot van een halfbevroren soesje plechtig, dat ze flink zouden sparen. Bij een ramp zouden ze eerst zichzelf redden, dan opa Hospers en hun voetbalschoenen. En als ze geld over zouden hebben later, zouden ze hun grote broers misschien ook wel helpen. Heel misschien. Maar eerst het mysterieuze hondje van de hooischuur.


7 reacties

Avalanche · 7 december 2009 op 07:59

Ze worden steeds mooier, N. Heb van begin tot eind geboeid zitten lezen en even zitten grijnzen bij het herkenbare ‘de deur is los’.

SIMBA · 7 december 2009 op 08:37

Wat kun jij toch schrijven Neus!

Prlwytskovsky · 7 december 2009 op 09:22

Heerlijk leesverhaal. Geschiedenis en heden naadloos aaneen geschreven.
Ja, dat hondje ja; ben ik toch wel ’n bietje nieuwsgierig noar. Nou. 😉

LouisP · 7 december 2009 op 10:10

Neusk.
schitterend verhaal…echtwaar..
mee vuur in ’t hooi moette zo oppasse!

Emiliever · 7 december 2009 op 14:07

Ik heb hier drie woorden voor…: Ge Wel Dig. 😆

arta · 7 december 2009 op 21:40

Errug mooi!!!
🙂

pally · 8 december 2009 op 10:14

Deze vind ik verreweg de leukste van de serie, Neus!

groet van Pally

Geef een reactie

Avatar plaatshouder