Hij staat er ietwat beteuterd bij als ik, diep onder de indruk van het schouwspel van blauwe en oranje lampen waar ik net nog langs reed, aan kom wandelen. De aanblik van dat circus van politie en andere hulpdiensten overweldigt me bijna. Een politieman die het verkeer staat te regelen dwingt me antwoord te geven op de vraag wat ik hier kom doen. Als ik gezegd heb wie ik ben en wat ik kom doen mag ik doorlopen. En verderop, ergens tussen de ravage, tussen het schrikbeeld dat dit is, daar ergens tussenin staat hij, een nog kleiner mannetje dan hij al was. Als ik bij hem aankom groet ik hem en vraag hoe het met hem gaat. Hij zegt zin in een kop koffie te hebben wat ik me goed voor kan stellen. Je rijdt niet iedere dag de vrachtwagen van je baas zo goed als total loss. Ook rij je niet iedere dag een zwangere vrouw het ziekenhuis in. Maar aan koffie kan ik hem nu even niet helpen. Het blijft bij een gesprek en een moment mijn hand op zijn schouder.
Tijdens de bijeenkomst waar ik een uur eerder nog was, had ik mijn telefoon in mijn borstzak voelen trillen. Ik liet hem lopen en keek niet eens wie het was aangezien ik op dat moment een voorlichting aan het geven was. Toen ik daarmee klaar was en weer in de auto zat, stond hij op mijn voicemail. “Ja, met mij. Ongeluk gehad.” Hierna bleef het even stil. Toen nog wat opmerkingen over blikschade en weer viel er een korte stilte. Om verder te gaan met iets over iemand die naar het ziekenhuis moest maar dat dat slechts voor de zekerheid was. Toen het voor de laatste keer stil was geweest, sloot hij af met: “Nou ja, je weet ervan…”
Ik bel hem terstond op. Ik ben zakelijk en schijnbaar onbewogen. Gewoon omdat er iets heel ernstigs aan de hand is en ik de juiste informatie boven tafel wil krijgen. Ik wil weten of de politie gebeld is. Ik wil weten waar het precies gebeurd is, hoe de situatie ter plaatse is. Ik wil weten hoe het met die vrouw is en waarom ze naar het ziekenhuis moest. En natuurlijk wil ik ook weten hoe het met hem zelf is.
Twintig minuten arriveer ik op de plaats des onheils. Hij is er beroerd aan toe. Ik ken hem goed genoeg om dat aan hem te kunnen zien. En zijn behoefte aan een kop koffie staat voor zoveel meer dan alleen 20 centiliter van dat zwarte spul. Het is een bittere bak schrik met een beetje verbijstering en twee scheppen spijt. Ik zie mannen van de takeldienst druk in de weer in hun opvallende oranje werkkleding. Vier politiewagens, twee politiemotoren en de ambulance, die heb ik gemist. Ik praat met een politieagent en informeer naar de toestand van de bestuurster van de schrikbarend ingekorte Audi. Ik bel mijn volgende afspraak af, blijf nog een poosje en overhandig mijn visitekaartje aan de agent. Het begint te regenen. Het kleine mannetje stapt in de takelwagen en ik rij met mijn eigen auto richting kantoor.
Er moet veel geregeld worden maar eigenlijk kan ik maar aan een ding denken. ’s Middags bel ik het ziekenhuis uiteindelijk. Een naam heb ik niet en ik vraag naar de toestand van een zwangere vrouw die vanmorgen binnen is gebracht na een verkeersongeluk daar en daar. Pas de derde vrouw die ik spreek en mijn verhaal uitleg, is bereid me iets uit de doeken te doen. “Als u zich ongerust maakt meneer, dan wil ik u wel vertellen dat de mevrouw die u bedoelt het goed maakt en inmiddels alweer naar huis is.” Het kleine mannetje bel ik als eerste. Hij is hoorbaar verheugd en opgelucht. En ik, ik heb zin in koffie.
6 reacties
WritersBlocq · 8 september 2004 op 11:12
“Je rijdt niet iedere dag de vrachtwagen van je baas zo goed als total loss. Ook rij je niet iedere dag een zwangere vrouw het ziekenhuis in.”
De tegenstrijdigheid in deze 2 zinnen is heel knap weergegeven. Eerst moest ik lachen, maar als snel zat ik met een omgekeerde zucht, zeg maar. Goed verhaal Raindog! Ik zou eerder trek hebben in wat sterkers…
Groetje, Pauline.
Bakema_NL · 8 september 2004 op 11:33
Die vrachtwagen, ok, is klote, maar kan vervangen worden. Ook wint die vrachtwagen het meestal met een aanrijding. En dan ook nog een zwangere vrouw in de andere auto……..daar ga je niet vrolijk van worden nee.
Mup · 8 september 2004 op 13:09
[quote]En ik, ik heb zin in koffie.[/quote]
Ik nu ook, even een bakkie troost,
Groet Mup.
Mosje · 8 september 2004 op 21:45
Koffie: een rustmomentje.
Het klinkt als een reclametekst, ik weet het, maar gek genoeg werkt het echt zo.
Li · 9 september 2004 op 22:19
De eerste alinea prikkelt meteen tot verder lezen Raindog.:-)
Een helder geschreven column!
Li
Raindog · 11 september 2004 op 14:23
Een bakkie troost – zo had ik het nog niet eens bekeken Mup. Schrik of spijt en troost; past erg goed bijelkaar zie ik nu in. En inderdaad een rustmoment Mosje. Dat schijnt nergens zo sterk te zijn als hier in Nederland. Het smeermiddel van de Nederlandse economie of maatschappij, zo noemt men het geloof ik ook wel. Dankjewel, ook Li en Pauline.
Voor wie het interesseert:
Ik heb deze week contact gehad met genoemde zwangere vrouw. Ze maakt het gelukkig heel erg goed en haar baby ook! Met slechts enkele blauwe plekken op haar zwangere buik is ze heel erg blij dat alles nog zo betrekkelijk goed is afgelopen. Ik heb dan nu ook – nu ik voor 100% zeker wist dat alles goed was – een bloemstuk gestuurd en wil binnenkort even langsgaan. Pfeww…
Euuh ja, het was autobiografisch zonder enige vorm van fictie. 😉