Het was zes uur in de ochtend. De hele nacht gierden de zenuwen door mijn kleine, jonge lijf. Mijn communie had ik ook in dezelfde kerk gedaan en nu ging ik er werken als misdienaar, zoals zoveel jongens van mijn leeftijd. Ik kende hem wel, de priester. Hij is laatst bij ons op de koffie geweest. Zijn hoofd was vreemd gevormd, als een gedeukt ei, en zijn haren waren als een muis, een grijze muis, zo was de kleur. Hij vroeg me of ik niet op de zondag een misdienaar wilde zijn. Geniepig was zijn blik, misschien wel verwachtingsvol. Zijn blik lag al in de toekomst, slechts het ja-woord scheidde zijn illusie van de realiteit. ‘Ja’, zei ik. Volmondig zei ik ‘ja!’. Het leek me een aardige man. En oude, aardige mannen met grijs haar kun je maar beter niet teleurstellen. U zult denken: en je ouders dan? Nou, die waren allang blij dat ze ditmaal geen geld voor de kerk hoefden te betalen. Het was de tijd dat de priester overal nog kwam schooien voor geld. Voor geld en jongetjes.

Snel kleedde ik mezelf aan. Ik had geen idee wat ik precies aan moest doen, maar volgens mijn vader kreeg ik daar de kleding. Nieuwsgierig dat ik was, vroeg ik of ze daar dan ook kleedkamertjes hebben. ‘Ja, natuurlijk. Denk je dat je zomaar in je adamskostuum zichtbaar in de kerk kunt gaan staan, terwijl je je aan het omkleden bent?’ Ik wist niet wat ik toen dacht, maar het antwoord is me wel duidelijk geworden. Te duidelijk, misschien. Snel rende ik naar beneden om mijn gesmeerde boterham met pindakaas te eten, die net gesmeerd was door mijn moeder.

Geloven deed ik niet. Geloven doen slechts de mensen die te laf zijn om zeker te weten. Ik wist zeker dat ik niet geloofde, daarom geloofde ik niet. Mijn ouders daarentegen wel, die gaan iedere zondag naar de kerk. Tot mijn tiende moest ik ook verplicht mee. Nu ben ik twaalf en ga ik werken in de kerk; het leven zit dus echt vol met verrassingen. Geloven in een denkbeeldig figuur, ontastbaar, dat kan ik niet. Jezus kun je nog aanraken, die hangt er tenminste nog echt bij.

Mijn vader bracht me weg met de auto. Moeder gaf me voor het vertrek nog een waarschuwing, iets in de trant van: ‘Gedraag je en laat me niets over je horen!’ Dan weet je het wel: het zit erg hoog. De hele weg naar de kerk, drie kleine straatjes en twee grote, werd er geen woord gewisseld. Ik keek op mijn horloge. De kleine wijzer stond strak op de zeven. De afspraak was dat ik om zeven uur in de kerk zou zijn. Dat wordt dadelijk meteen biechten, dacht ik.

Nog geen halve minuut later stond ik voor het grote bouwwerk. De deur was dicht, maar niet op slot. Ik enterde de grond van de Heer, de hemel op aard. ‘Aaaaahw’, klonk het. Het leek een zucht, maar ik wist niet waar het geluid vandaan kwam. Niemand was er te zien, maar uit nieuwsgierigheid liep ik de kerk door. De bankjes waren leeg en de beelden van de Heilige Maagd nog onaanbeden voor vandaag. De waxinelichtjes waren koud, want het heilige vuur brandde nog niet. Schijnbaar heeft heiligheid ook een openingstijd en sluitingstijd. De Heilige Maagd keek vol afschuw op me neer, en ik wist dat ik hier niet hoorde. Pas toen wist ik dat God er niet voor iedereen was.

‘Willem!’, hoorde ik roepen. En ik zag de priester met zijn normale kleding op me afkomen. ‘Je bent te laat, jongen!’. Nu gaan we het krijgen, dacht ik. Maar het viel mee. Hij accepteerde mijn excuses vrij snel en zei dat ik met hem mee moest lopen naar zijn kamertje. We kwamen weer langs de Maagd, wier naam ik vreemd vind. Je hebt een zoon, maar toch ben je nog een maagd… Het zal wel allemaal niet aan mij besteed zijn. Toen we bijna bij zijn kamer waren, zag ik dat Tom, een klasgenoot, ook in de kerk was. Hij was verdrietig, want hij had natte ogen. Ik wist waarom hij verdrietig was. Hij was twee jaar ouder dan ik en het zwarte schaap van de klas. Op school werd hij erg veel gepest en tot mijn schrik hoorde ik afgelopen week dat zijn vader was overleden aan een hartstilstand. Ik denk dat hij gebeden heeft voor een beter leven. ‘Hoi, Tom,’ zei ik, maar hij antwoordde niet en liep met een snelle pas naar de uitgang. Zijn broek hing op half elf en zijn shirt zat binnenstebuiten. Dan lok je zelf pesterijen uit, vond ik.

Zijn kantoor was mooi en luxe ingericht, hetgeen ik vreemd vond voor een verkondiger van Het Woord van de Man, die zegt dat we ons moeten ontdoen van alle luxe. ‘Willem. Jij gaat tijdens de mis van acht uur mij assisteren.’ Natuurlijk, daarvoor was ik hier. Hij gaf me de benodigde kleding en ik vroeg hem waar ik me kon omkleden. ‘Hier natuurlijk!’, zei hij met volle zekerheid in zijn stem. Ik verstilde en durfde me niet meer te bewegen. Hij kwam op me aflopen met zijn handen recht voor zich uit. Hij wilde me betasten, dat was me duidelijk. Hij wilde me zegenen met iets anders dan wijwater. Nu snap ik de reactie van Tom ook, hij was natuurlijk ook betast.

Het is allemaal niet zo ver gekomen. Op zijn tafel lag een flink kruis waarmee ik hem geslagen heb, hard doch doeltreffend. Meerdere keren, totdat bewegen er niet meer in zat. De laatste stuiptrekkingen zijn me mijn hele leven bijgebleven. Soms voel ik me weleens schuldig voor mijn gedraging, maar ik weet dat mij geen blaam treft. Onder Jezus’ naam doet men onzedelijke dingen in een gebouw dat juist bedoeld is om ook zulke dingen te verwerken.

Mijn vader en moeder zijn door blijven geloven. Ik heb ze het vergeven, want zij zijn zo nu eenmaal opgevoed. Ze hebben me nooit opgezocht in de justitiële inrichting waar ik zat. Zij hebben het mij niet vergeven. Het deed me af en toe wel pijn, maar ik wist ook dat het mijn ouders erg pijn deed om mij niet meer te zien. Toen ik vijftien was, kwam ik in een gastgezin terecht. Mijn ouders wilden geen kind dat zo met gelovigen omging. Ik had ze niet verteld wat hij met me van plan was, want dat zou het leed alleen nog maar vergroten.

Toen ik eenentwintig was, kreeg ik van een kennis te horen dat mijn ouders omgekomen waren bij een ongeluk. Op de provinciale weg richting Tilburg botsten ze frontaal op een andere auto, die op de verkeerde weghelft was geraakt. Hun bescheiden Toyota Starlet werd tot puin gemaakt door de grote BMW waartegen ze botsten. Vijf dagen na het bewuste ongeluk heeft de bestuurder van de BMW de begrafenismis gedaan. Het was de broer van de priester. Het liet me inzien dat dit geen toeval was. Het liet me inzien wie de touwtjes hier in handen heeft.

Nu ben ik dertig en ben gelukkig getrouwd met mijn vrouw Eva. We hebben nog geen kinderen, maar we zijn druk bezig. Mijn geschiedenis laat me niet los. Nog dagelijks denk ik aan het kruis waarmee ik moordde. Juist met diegene waarbij je steun kunt vinden, heb ik gemoord. Zijn lichaam voelde koud aan. Zijn blote lichaam was als een pier vastgespijkerd aan het met kitscherige objecten verfraaide kruis. Het was me al een paar jaar duidelijk geworden. Het is niet de echte Jezus die in alle kerken aan het kruis hangt. Nee, dat is de Jezus die de kerk zelf heeft verzonnen. De echte Jezus is warm, liefdevol en had nooit kunnen moorden. De echte Jezus zwerft ergens rond. Hij is niet welkom in de kerk, want hij is een zwerver. Hij past niet in het plaatje van het geloof. Hij is dé persona non grata van het christendom.


4 reacties

LouisP · 3 augustus 2010 op 11:33

Maurick,
In een adem uitgelezen.
In het begin vond ik het jammer dat het vanaf het begin duidelijk was waar het over zou gaan. Het maakte niets uit. Het blijft boeien. Vooral de delen dat je het beschrijft door de ogen van een 12jarig kind. Vooral de zinnetjes zoals onderstaande vind ik erg mooi gekozen.

‘Dan lok je zelf pesterijen uit, vond ik.’

Goed geschreven, graag gelezen..

groet,
Louis

Nimrod1979 · 3 augustus 2010 op 11:52

Ook rap uitgelezen. Vind het een prachtig en tragisch verhaal. Dit is fictie hoop ik?
Niet iedereen die geloofd is laf hoor, want gelukkig trapt niet iedereen in het theater dat de (rooms katholieke) kerk heet. Vroeger ging ik ook veel naar de kerk, nu niet meer. Ik snap trouwens niet dat het altijd jongentjes zijn en geen meisjes. Of komen alleen de jongentjes in de media? Die zijn trouwens ook zo betrouwbaar als een Iphone 4..

Mien · 4 augustus 2010 op 18:30

Bepaald geen heilig boontje jouw hoofdfiguur, net als Jezus. Knappe column. Met ballen die wel en niet getoond zijn.

Mien

maurick · 7 augustus 2010 op 23:53

Bedankt voor het lezen van deze lange column. Het is inderdaad fictie. Gelukkig maar.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder